ECLI:NL:RVS:2025:508

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
202407961/3/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 12 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend, welke op 8 december 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 17 mei 2024 opnieuw ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 december 2024 het beroep gegrond verklaarde en het eerdere besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken de gevraagde mvv te verlenen.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 2 januari 2025 al een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de werking van de uitspraak van de rechtbank werd opgeschort totdat er een beslissing op het hoger beroep zou zijn genomen. In de zitting van 12 februari 2025 heeft de minister de voorzieningenrechter verzocht om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en heeft besloten om de minister in zijn verzoek te steunen.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is genomen door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025.

Uitspraak

202407961/3/V1.
Datum uitspraak: 12 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.24163 in het geding tussen:
[De vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2024 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen het besluit van 17 mei 2024 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 8 december 2021 herroepen, bepaald dat de uitspraak in de plaatst treedt van het vernietigde besluit en de minister opgedragen om binnen een termijn van twee weken na verzending van de uitspraak de gevraagde mvv aan de vreemdeling te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 2 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:6, heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening getroffen en bepaald dat de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het resterende deel van het verzoek van de minister.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het resterende deel van het verzoek toe te wijzen en om een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Verbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025
716-1060