ECLI:NL:RVS:2025:5984

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
202303441/1/A2 en 202303442/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toelaatbaarheidsverklaring speciaal basisonderwijs en verwijdering van leerling van school

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 april 2023. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal basisonderwijs voor de zoon van [appellant] mocht afgeven en dat de stichting de zoon van school mocht verwijderen. De zaak begon met een besluit van het samenwerkingsverband op 12 april 2021, waarin een toelaatbaarheidsverklaring werd afgegeven voor [zoon]. Vervolgens besloot de stichting op 12 mei 2021 om [zoon] onmiddellijk te verwijderen van de Prof. Kohnstammschool in Utrecht. De rechtbank oordeelde dat het samenwerkingsverband zijn besluitvorming mocht baseren op de adviezen van deskundigen, die concludeerden dat het speciaal basisonderwijs het beste tegemoet kon komen aan de onderwijsbehoeften van [zoon]. De rechtbank vond dat de stichting voldoende had aangetoond dat zij alles had gedaan wat in haar vermogen lag om [zoon] passende ondersteuning te bieden, maar dat zij uiteindelijk handelingsverlegen was geraakt. In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de toelaatbaarheidsverklaring terecht was afgegeven en dat de stichting de verwijdering van [zoon] van school mocht doorvoeren. De Afdeling concludeerde dat de school en het samenwerkingsverband hun mogelijkheden hadden uitgeput en dat de verwijdering van school een gevolg was van de situatie.

Uitspraak

202303441/1/A2 en 202303442/1/A2.
Datum uitspraak: 10 december 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-­Nederland van 11 april 2023 in zaken nrs. 21/4214 en 21/3579 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
1.       het bestuur van het Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Utrecht (hierna: het samenwerkingsverband);
2.       het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Utrecht (hierna: de stichting).
Procesverloop
Bij besluit van 12 april 2021 heeft het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs afgegeven voor [zoon], de zoon van [appellant].
Bij besluit van 12 mei 2021 (hierna: het verwijderingsbesluit) heeft de stichting besloten om [zoon] onmiddellijk te verwijderen van de Prof. Kohnstammschool in Utrecht en alle medewerking te verlenen om hem een plaats te bieden op de Luc Stevensschool in Utrecht.
Bij besluit van 12 juli 2021 heeft de stichting het door [appellant] tegen het besluit van 12 mei 2021 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 september 2021 heeft het samenwerkingsverband het door [appellant] tegen het besluit van 12 april 2021 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen de besluiten van 12 juli 2021 en 7 september 2021 ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het samenwerkingsverband en de stichting hebben, ieder in de zaak waarin zij het bestreden besluit genomen hebben, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en het samenwerkingsverband hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft beide zaken op een zitting behandeld op 19 juni 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. D.A.J. Spierings, advocaat in Apeldoorn, en vergezeld door [gemachtigde A], en het samenwerkingsverband, vertegenwoordigd door mr. C.F.J. Haket-Adriaansen, rechtsbijstandverlener in Woerden, vergezeld door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de stichting, vertegenwoordigd door mr. S.E.A. Groeneveld, advocaat in Breda, en [gemachtigde D] en [gemachtigde E], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het samenwerkingsverband is een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs (hierna: Wpo) en heeft onder meer tot taak om te beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het speciaal basisonderwijs.
De stichting is het bevoegd gezag van de Prof. Kohnstammschool in Utrecht (hierna: de school). De stichting is voor de school aangesloten bij het samenwerkingsverband.
2.       In geschil is of het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal basisonderwijs voor [zoon] mocht afgeven en of de stichting mocht besluiten tot het verwijderen van [zoon] van de school.
3.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Achtergrond van het geschil
4.       [zoon] is geboren op [geboortedatum] 2012. Hij is op 5 november 2016 ingestroomd in groep 1 van de school. Ten tijde van de aanvraag van de toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal basisonderwijs zat [zoon] in groep 4.
5.       Op 17 september 2019 heeft de school het samenwerkingsverband ingeschakeld en heeft er een startgesprek plaatsgevonden met een consulent van het samenwerkingsverband in verband met het doubleren van [zoon] in groep 3. Het samenwerkingsverband heeft geadviseerd om een ontwikkelingsperspectief op te stellen en daarin de specifieke onderwijsbehoeften van [zoon] in kaart te brengen en te bezien of de school aan die behoeften tegemoet kan komen, of dat er behoefte is aan een andere vorm van onderwijs.
6.       In november 2019 is er voor [zoon] een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Hierin is vermeld dat op vrijwel alle terreinen van de ontwikkeling van [zoon] sprake is van meerdere belemmerende factoren. Dit gaat over de cognitieve ontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en het gedrag, de spraak- en taalontwikkeling, werkhouding en taakaanpak en de lichamelijke, motorische en zintuiglijke ontwikkeling van [zoon].
7.       In januari 2020 heeft de school opnieuw een gesprek gehad met een consulent van het samenwerkingsverband. In dat gesprek is onder meer aan [appellant] gevraagd om voor [zoon] te kijken naar een school voor speciaal basisonderwijs en afgesproken dat de school een arrangement bij het samenwerkingsverband aanvraagt voor extra ondersteuning in de vorm van extra handen in de groep. Hiermee komt er gelegenheid tot extra instructie en ondersteuning tijdens de lessen en toezicht en sturing op het gedrag.
8.       Op 25 november 2020 heeft de school een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs voor [zoon] ingediend. Bij besluit van 12 mei 2021 heeft de school besloten tot verwijdering van [zoon]. [zoon] ging op dat moment al naar een particuliere school, genaamd Interteach.
Besluitvorming
Toelaatbaarheidsverklaring
9.       Het samenwerkingsverband heeft naar aanleiding van de aanvraag advies gevraagd aan de toelaatbaarheidscommissie. Voor de commissie hebben orthopedagoog drs. M. Loukili-Pruis op 30 november 2020, aangevuld op 25 maart 2021, en orthopedagoog, schoolpsycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog NIP M.C.Q. Bakker MSc op 19 november 2020, aangevuld op 30 maart 2021, advies uitgebracht. Ook heeft NVO orthopedagoog-generalist J.W.P. Kamp MSc op 25 maart 2021 advies uitgebracht. De commissie heeft uit de adviezen geconcludeerd dat het speciaal basisonderwijs het beste tegemoet kan komen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte van [zoon]. Het samenwerkingsverband heeft de adviezen ten grondslag gelegd aan het besluit van 12 april 2021 en de toelaatbaarheidsverklaring verstrekt.
9.1.    Het samenwerkingsverband heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd. Het samenwerkingsverband heeft naar aanleiding van het bezwaar advies gevraagd van de Landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheidsverklaring (hierna: LBT). In het advies heeft het LBT vermeld dat de school ondanks de ingezette extra ondersteuning niet tegemoet kan komen aan de ondersteuningsbehoefte van [zoon]. Hij komt onvoldoende tot leren, heeft problemen met zijn werkhouding en zijn welbevinden neemt af. De deskundigen van het samenwerkingsverband hebben volgens de LBT gemotiveerd en inzichtelijk toegelicht dat [zoon] een specifieke ondersteuningsbehoefte heeft op het gebied van leren, werkhouding, gedrag en ook sociaal-emotioneel. Het speciaal basisonderwijs is daarom voor hem het meest passend. De LBT heeft ten overvloede opgemerkt er begrip voor te hebben dat [appellant] zich afvraagt of een inschattingsfout is gemaakt toen [zoon] als relatief vroege leerling naar groep 3 ging, zonder een extra jaar in de kleuterklas te blijven. Wellicht waren er aanknopingspunten voor een kleuterverlenging, maar de vraag of destijds inderdaad een inschattingsfout is gemaakt kan nu niet meer worden beantwoord en ligt bovendien niet voor. Gezien de huidige omstandigheden is de toelaatbaarheidsverklaring terecht toegekend, aldus de LBT.
Verwijderingsbesluit
10.     In het verwijderingsbesluit van 12 mei 2021 heeft de stichting vermeld dat de directeur van de school op 11 april 2021 een verzoek tot verwijdering van [zoon] heeft ingediend. De stichting heeft het voorgenomen besluit om [zoon] te verwijderen op 12 april 2021 aan de ouders van [zoon] meegedeeld. De reden voor het verzoek is dat de school niet langer aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van [zoon] kan voldoen en daarmee handelingsverlegen is, dat het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal basisonderwijs heeft afgegeven en dat [zoon] direct plaatsbaar is op een school voor speciaal basisonderwijs, namelijk de Luc Stevensschool. De stichting heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
11.     De rechtbank heeft ten aanzien van de toelaatbaarheidsverklaring geoordeeld dat het samenwerkingsverband zijn besluitvorming heeft mogen baseren op de adviezen van de deskundigen en op basis daarvan een toelaatbaarheidsverklaring heeft mogen afgeven. De deskundigen hebben zich op basis van hun deskundigheid afzonderlijk van elkaar een mening gevormd op grond van het dossier van [zoon]. Dat de deskundigen [zoon] niet zelf hebben gezien, betekent niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Er is geen rechtsregel die de deskundigen verplicht om [zoon] zelf te zien of te onderzoeken. Ook is advisering op basis van het dossieronderzoek niet onjuist of onredelijk. Daarbij is van belang dat het dossier van [zoon] voldoende informatie over hem bevat en dat de zienswijze van de ouders en de conclusies uit het psychodiagnostisch onderzoek dat de ouders hebben laten uitvoeren, waarvan de conclusies zijn neergelegd in het rapport van Microconsult van 28 januari 2021, in de oordeelsvorming zijn betrokken. De rechtbank heeft in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding gezien voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van de adviezen, de begrijpelijkheid van de daarin gevolgde redenering of het daarop aansluiten van de conclusies.
12.     Over het verwijderingsbesluit heeft de rechtbank geoordeeld dat de stichting [zoon] van de school heeft mogen verwijderen. De stichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de school alles heeft gedaan wat in haar vermogen ligt om [zoon] passende ondersteuning te geven, maar uiteindelijk handelingsverlegen is geraakt.
Procesbelang bij het hoger beroep
13.     De Afdeling stelt voorop dat zij het standpunt van het samenwerkingsverband, dat [appellant] geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het geschil over de toelaatbaarheidsverklaring, niet volgt. Niet kan worden uitgesloten dat de plaatsing van [zoon] in het reguliere onderwijs wordt bemoeilijkt door de afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring. Dat [zoon] een schooladvies heeft gekregen voor VMBO theoretische leerweg en daarmee naar het regulier voortgezet onderwijs kan, doet hieraan niet af. Zie de uitspraken van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:178, onder 5 en van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:595, onder 2.
Geheimhouding volledige rapport van Microconsult
14.     [appellant] heeft in hoger beroep, evenals in haar beroepschrift van 20 augustus 2021 bij de rechtbank, aangeboden om het volledige rapport van het psychodiagnostisch onderzoek van Microconsult van 28 januari 2021 over te leggen, onder de voorwaarde dat op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitsluitend de Afdeling van de inhoud kennis mag nemen.
14.1.  Uit artikel 8:29, eerste lid, van de Awb volgt dat de daarin genoemde mogelijkheid om een stuk vertrouwelijk, in die zin dat alleen bestuursrechter kennis neemt van het stuk, over te leggen in beginsel alleen bestaat voor een partij op wie de verplichting rust het stuk in het geding te brengen. De Afdeling ziet geen aanleiding op deze regel in dit geval een uitzondering te maken en het stuk op grond van artikel 8:45, eerste lid, van de Awb bij [appellant] op te vragen. Het stond [appellant] vrij om het volledige rapport in de procedure te brengen, of, zoals zij heeft gedaan, een samenvatting daarvan. De Afdeling zal de door haar overgelegde samenvatting van het rapport daarom betrekken bij de beoordeling van het hoger beroep, zoals ook de rechtbank heeft gedaan.
Hoger beroep tegen de toelaatbaarheidsverklaring
Volledigheid van het dossier
15.     [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dossier niet compleet is. Het samenwerkingsverband heeft ten onrechte geen volledig dossier samengesteld. Ook de deskundigen beklagen zich erover dat het dossier incompleet is. Uit het dossier van de school blijkt ook niet welke interventies zijn ingezet en blijft onduidelijk wat het effect van de wel ingezette interventies is geweest. [zoon] heeft bijvoorbeeld nooit een plek voorin de klas gehad en hij heeft geen visuele ondersteuning gekregen. Ook heeft [zoon] geen pre-teaching gehad, aldus [appellant]. De rechtbank heeft daarnaast niet onderkend dat het samenwerkingsverband een eigen onderzoeksplicht heeft. Het had op de weg van het samenwerkingsverband gelegen om zelf te onderzoeken of een school inderdaad niet de benodigde ondersteuning kan bieden.
15.1.  Het samenwerkingsverband heeft toegelicht hoe het dossier tot stand is gekomen. In een gesprek op 14 januari 2021 tussen het samenwerkingsverband en [appellant] is geconcludeerd dat het dossier onvolledig was. Het samenwerkingsverband heeft de school daarom verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. De ontbrekende informatie van de school over de ondersteuningsbehoefte van [zoon] is op 4 februari 2021 toegevoegd aan Onderwijstransparant, het digitale systeem waarmee de overdracht van het leerlingdossier tussen de school en het samenwerkingsverband plaatsvindt. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband [appellant] in de gelegenheid gesteld om het rapport van Microconsult aan te leveren, zodat dit aan het dossier kon worden toegevoegd. De samenvatting van dit rapport heeft [appellant] op 3 maart 2021 persoonlijk bij het samenwerkingsverband afgegeven. Het rapport is op 16 maart 2021 toegevoegd aan Onderwijstransparant. Op 22 maart 2021 heeft [appellant] een afschrift van het volledige dossier van het samenwerkingsverband ontvangen.
15.2.  De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het schooldossier van [zoon] voldoende informatie over hem bevat. Nadat het dossier was aangevuld door de school en door [appellant], beschikte het samenwerkingsverband over alle vereiste gegevens om de aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring in behandeling te nemen. Bovendien zijn ook de zienswijze van de ouders en de conclusies van het rapport van Microconsult in de besluitvorming betrokken. Dat [appellant] zich niet kan vinden in het ontwikkelingsperspectief en het resultaat van het IQ-onderzoek, doet hieraan niet af. Het ontwikkelingsperspectief voldoet, anders dan [appellant] stelt, aan de eisen die artikel 40a van de Wpo daaraan stelt. Nadat [appellant] heeft aangegeven dat zij het resultaat van het IQ-onderzoek niet erkent, heeft de school dit resultaat uit het ontwikkelingsperspectief verwijderd. Ook heeft de school het resultaat van de IQ-test niet meegestuurd met de aanvraag om een toelaatbaarheidsverklaring.
15.3.  Het samenwerkingsverband heeft toegelicht dat het de aanvraag om een toelaatbaarheidsverklaring heeft beoordeeld aan de hand van de checklist indicatoren SBO. In de checklist is onder andere de vraag opgenomen of de school voldoende extra ondersteuning heeft geboden. Voor het samenwerkingsverband is bij de beoordeling van de aanvraag om een toelaatbaarheidsverklaring vast komen te staan dat de school niet in staat is te voldoen aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van [zoon]. Vanaf groep 3 is de school een traject gestart om [zoon] te ondersteunen en te begeleiden. Er is ingezet op verlengde instructie, een eigen leerlijn, ondersteuning door externe deskundigen, extra begeleiding in de klas en aangepaste lesstof door middel van een ontwikkelingsperspectief. Ondanks deze inzet is de leerachterstand in schooljaar 2021-2022 verder opgelopen. [zoon] werd overvraagd, wat demotiverend werkte en een negatief effect had op zijn werkhouding, gedrag en welbevinden. Anders dan [appellant] stelt, heeft het samenwerkingsverband al deze omstandigheden betrokken bij het onderzoek of [zoon] voldoet aan de criteria om te worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs en de school voldoende inspanningen heeft gedaan om hem op de basisschool te houden.
15.4.  Het betoog slaagt niet.
Adviezen van de deskundigen
16.     [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de deskundigenadviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het is onvoldoende om op basis van beperkte dossierstudie te beslissen over een toelaatbaarheidsverklaring, in het bijzonder omdat de verklaring is afgegeven voor de gehele basisschooltijd van [zoon]. Bovendien heeft zij geen enkele inspraak gehad in het dossier. Alle stukken in het dossier zijn door de school opgesteld, dus de deskundigen beslissen op basis van de mening van de school. Ook heeft de rechtbank ten onrechte de onderzoeksresultaten uit het rapport van Microconsult naast zich neergelegd. Naast het dossier van de school had er ook een onafhankelijk onderzoek plaats moeten vinden. Dat er een onderzoek ligt met een andere conclusie dan de deskundigenverklaringen, zou voldoende moeten zijn om [zoon] toch te onderzoeken. Daarnaast is een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de adviezen van de deskundigen dat de deskundigen zelf ook opmerken dat niet alle informatie in het dossier beschikbaar is.
16.1.  Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het heeft nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies op de inhoud aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor wettelijke adviseurs en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat die partij over het advies heeft aangevoerd. Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2822.
16.2.  De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de adviezen van de deskundigen zorgvuldig tot stand zijn gekomen, de inhoud daarvan inzichtelijk is en de conclusies op de inhoud aansluiten. Het samenwerkingsverband heeft zich naar aanleiding van de aanvraag van de school door drie deskundigen laten adviseren: orthopedagoog drs. M. Loukili-Pruis, orthopedagoog, schoolpsycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog M.C.Q. Bakker MSc en NVO orthopedagoog-generalist J.W.P. Kamp MSc. Zij zijn deskundigen als bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de Wpo, in samenhang gelezen met artikel 3.2 van het Inrichtingsbesluit Wpo. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het samenwerkingsverband zijn besluitvorming heeft mogen baseren op hun adviezen. De deskundigen hebben op basis van eigen deskundigheid zelfstandig en onafhankelijk advies gegeven over de aanvraag om een toelaatbaarheidsverklaring. De adviezen zijn dus zorgvuldig tot stand gekomen. Hoewel de Afdeling de wens van [appellant] dat [zoon] ook door de deskundigen zelf wordt onderzocht begrijpt, is er geen rechtsregel die het samenwerkingsverband verplicht om een leerling zelf te zien en te spreken. Daarbij komt dat het samenwerkingsverband op de zitting van de Afdeling heeft toegelicht dat het in de procedure wel gebruikelijk is dat er een observatie van de leerling plaatsvindt door een externe deskundige, maar dat van deze procedure is afgeweken omdat [appellant] deze observatie niet wilde. Dit ziet de Afdeling bevestigd in het verslag van 10 maart 2021 van een gesprek tussen het samenwerkingsverband en [appellant]. Verder is van belang dat het schooldossier van [zoon] voldoende informatie over hem bevat om tot een zorgvuldig advies te komen en dat de zienswijze van de ouders van [zoon] is betrokken in de oordeelsvorming.
16.3.  Weliswaar hebben de deskundigen drs. Loukili-Pruis en M.C.Q. Bakker MSc in hun adviezen opgemerkt dat het dossier niet compleet was, maar zij hebben hun advies naar aanleiding van de aanvullende gegevens heroverwogen en aangevuld. Daarnaast heeft de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband nog een derde deskundige geraadpleegd die het volledige dossier heeft beoordeeld, alvorens te adviseren dat voor [zoon] een toelaatbaarheidsverklaring kan worden afgegeven. Ook heeft de LBT in bezwaar een gemotiveerd en gelijkluidend advies gegeven aan het samenwerkingsverband. De LBT is een externe adviescommissie, ingesteld op grond van artikel 7:13 van de Awb, die bestaat uit gespecialiseerde deskundigen. Hoewel een andersluidend advies van een ter zake deskundige een concreet aanknopingspunt voor twijfel kan opleveren, is dat met het rapport van Microconsult niet aan de orde. De samenvatting hiervan die [appellant] heeft overgelegd biedt geen aanknopingspunten voor twijfel aan de drie deskundigenadviezen en het daarop gebaseerde advies van de LBT. De conclusie van het Microconsultrapport is namelijk niet gemotiveerd. Bovendien volgt uit de samenvatting niet op welke onderliggende rapporten en onderzoeken het rapport is gebaseerd, omdat deze niet bij de samenvatting zijn overgelegd.
16.4.  Het betoog slaagt niet.
Hoger beroep tegen het verwijderingsbesluit
17.     [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de school alles wat in haar vermogen ligt heeft gedaan om [zoon] passende ondersteuning te geven en handelingsverlegen is geraakt, zodat de stichting niet heeft mogen besluiten om hem van school te verwijderen. De rechtbank is niet gemotiveerd ingegaan op de door haar gestelde feiten die invloed hebben gehad op de ontwikkeling van [zoon], namelijk dat [zoon] is gepest, dat hij een operatie heeft ondergaan en last had van de coronapandemie. Ook heeft de rechtbank in dit kader ten onrechte overwogen dat de nieuwe, particuliere school beter aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van [zoon]. Weliswaar is de groep kleiner dan gemiddeld, maar het is een groep met allemaal drukke kinderen.
17.1.  De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de school handelingsverlegen was en [zoon] mocht verwijderen. De stichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [zoon] in de klas zeer intensieve één-op-één begeleiding nodig had en de leerkrachten een dergelijke omvangrijke individuele begeleiding niet konden bieden. Uit het schooldossier blijkt dat de school vanaf groep 1 ondersteuning heeft ingezet en dat deze steeds verder is geïntensiveerd, afgestemd op de ondersteuningsbehoefte van [zoon]. Hieronder vallen bijvoorbeeld het werken met een beloningssysteem, regels extra herhalen, een plaats geven dichtbij de leerkracht, stimuleren van ergotherapie, extra werk meegeven naar huis, pre-teachen door ouders en het ontwikkelen van een aangepaste leerlijn. Ondanks deze interventies is [zoon] niet goed tot leren gekomen en heeft hij nog meer ondersteuning nodig om voldoende tot leren te komen. Ook heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de stichting alle relevante omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken en gemotiveerd tot de conclusie is gekomen dat de door [appellant] gestelde omstandigheden niet tot het oordeel leiden dat de school niet handelingsverlegen is. De rechtbank heeft daarbij ook van belang geacht dat [zoon] op zijn nieuwe, particuliere school door de kleinere omvang van de groep wel goed tot leren komt. Over de stelling van [appellant] dat de school [zoon] ten onrechte niet een jaar langer in groep 2 heeft laten zitten, merkt de Afdeling op dat het mogelijk is dat [zoon] aan het begin van zijn schoolperiode te snel is gegaan. Maar de achterstand van [zoon] is na alle ondersteuning vanuit de school niet verbeterd. Omdat de school handelingsverlegen was kan het besluit over de verwijdering in stand blijven.
17.2.  Het betoog slaagt niet.
Conclusie
18.     Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
19.     Het samenwerkingsverband en de stichting hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Wat betekent deze uitspraak van de Afdeling?
20.     De Afdeling begrijpt dat [appellant] alles heeft willen proberen om [zoon] op het regulier onderwijs te houden. De school en het samenwerkingsverband hebben gedaan wat in hun vermogen lag om [zoon] een goede leeromgeving te bieden. Zij zijn echter door hun mogelijkheden heen. Daarom mocht het samenwerkingsverband de toelaatbaarheidsverklaring afgeven. De verwijdering van school - hoe ingrijpend ook - is daarvan het gevolg.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2025
705-1067
BIJLAGE
WETTELIJK KADER
Wet op het primair onderwijs
Artikel 18a
1. Het bevoegd gezag van één of meer scholen is voor elke vestiging van die school of scholen aangesloten bij een samenwerkingsverband als bedoeld in het tweede lid of bij een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in het vijftiende lid.
[…]
6. Het samenwerkingsverband heeft in elk geval tot taak:
a. het vaststellen van een ondersteuningsplan,
b. het verdelen en toewijzen van ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen, bedoeld in het tweede lid,
c. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school als bedoeld in het tweede lid waar de leerling is aangemeld of ingeschreven, en
d. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school als bedoeld in het tweede lid waar de leerling is aangemeld of ingeschreven.
[…]
11. Het samenwerkingsverband draagt er zorg voor dat deskundigen in elk geval het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de aard van de noodzakelijke deskundigheid.
12. Het samenwerkingsverband stelt een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht in, die adviseert over bezwaarschriften betreffende besluiten van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs of tot het speciaal onderwijs.
[…]
16. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de samenwerkingsverbanden.
Artikel 40
1. De beslissing over toelating en verwijdering van leerlingen berust bij het bevoegd gezag. De toelating tot de school is niet afhankelijk van het houden van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. De toelating mag niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders.
[…]
Inrichtingsbesluit Wpo
Artikel 3.2
De deskundigen, bedoeld in artikel 18a, elfde lid, van de wet, zijn:
a. een orthopedagoog of een psycholoog;
b. afhankelijk van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd, ten minste een tweede deskundige, te weten een kinder- of jeugdpsycholoog, een pedagoog, een kinderpsychiater, een maatschappelijk werker of een arts.