ECLI:NL:RVS:2025:5552
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 november 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 februari 2024. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 31 juli 2023 was ingewilligd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarop de appellant hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. M.R. van der Pol, advocaat in Leeuwarden.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie niet op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat. Ondanks de klacht van de appellant dat de minister dit in haar zaak wel heeft gedaan, heeft de Afdeling geoordeeld dat dit niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De minister heeft de beoordeling van de leeftijd in overeenstemming met het beoordelingskader verricht en heeft de appellant terecht als meerderjarige aangemerkt.
De tweede grief van de appellant leidde ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder dat de minister proceskosten hoefde te vergoeden.