202206380/1/R3
Datum uitspraak: 12 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
2. [appellant sub 2] en anderen, alle wonend of gevestigd in Driebruggen, gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Brandweerkazerne/volkstuinen, Driebruggen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 22 november 2024 behandeld, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. A.A.M. van der Linden, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. Th.L. van Deursen en A. Dessens, zijn verschenen. Verder is op de zitting Veiligheidsregio Hollands Midden, vertegenwoordigd door N. Wallet en J. te Nijenhuis, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 7 april 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt een nieuwe brandweerkazerne mogelijk op De Groendijck 20h, tussen De Groendijck en het Westeinde in Driebruggen. In verband met de bouw van de brandweerkazerne zullen de volkstuinen die op deze locatie aanwezig zijn, worden opgeschoven naar het oosten, waar in de huidige situatie een grasveld ligt dat gebruikt wordt als speelweide voor de jaarlijkse kinderspelen. Aan de overzijde van De Groendijck, ten noordwesten van de nieuwe locatie van de brandweerkazerne, voorziet het plan daarnaast in een uitbreidingsmogelijkheid voor de volkstuinen.
3. [appellant sub 1] en de bewoners namens wie het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ingesteld, wonen in de directe omgeving van het plangebied aan het Westeinde. Er is ook beroep ingesteld namens enkele gebruikers van de volkstuinen en Speeltuinvereniging "De Wildebras". De volkstuinders huren de volkstuinen van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en de speeltuinvereniging organiseert de jaarlijkse kinderspelen op de speelweide. [appellanten] en anderen hebben beroep ingesteld tegen het plan, onder andere omdat zij vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat en omdat zij het niet eens zijn met de wijze waarop de nieuwe locatie voor de brandweerkazerne is gekozen.
4. Op de zitting is meegedeeld dat de bij besluit van 1 december 2023 verleende omgevingsvergunning voor de bouw van de brandweerkazerne onherroepelijk is. Ook is toegelicht dat de brandweerkazerne er inmiddels staat.
Ingetrokken beroepsgrond
5. [appellant sub 1] heeft op de zitting de beroepsgrond over de milieueffectrapportage ingetrokken.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beoordeling van het beroep
Onzorgvuldige procedure
7. [appellant sub 2] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Zij voeren aan dat zij bij het aan de vaststelling van het bestemmingsplan voorafgaande onderzoek naar de nieuwe locatie voor de brandweerkazerne niet zijn betrokken en het college de beslissing over de voorkeurslocatie van 17 februari 2020 heeft genomen op basis van vooringenomen keuzes en foute informatie. Volgens [appellant sub 2] en anderen zijn zij op een zijspoor gezet, doordat zij steeds achteraf informatie kregen. Op de zitting hebben zij in dit verband nog aangegeven dat, als bekend was dat de brandweerkazerne op de in het plan voorziene locatie gebouwd zou worden, [appellant sub 2] niet had meegewerkt aan de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van zijn intensieve veehouderij.
7.1. De Afdeling begrijpt dat [appellant sub 2] en anderen teleurgesteld zijn over de procedure die heeft geleid tot de beslissing over de voorkeurslocatie. De Afdeling moet in deze procedure echter niet die beslissing, maar het bestemmingsplan "Brandweerkazerne/volkstuinen, Driebruggen" beoordelen. Dit laat onverlet dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging moet maken over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorziene ontwikkeling, in het licht van alle daarbij betrokken belangen, waarbij ook de voor- en nadelen van alternatieven worden meegenomen. De Afdeling zal hierna onder 8.1 aan de hand van wat [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd beoordelen of de raad de voorgestelde alternatieven heeft afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend heeft gemotiveerd waarom niet voor die alternatieven is gekozen.
Alternatieve locatie brandweerkazerne
8. [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met de keuze van de raad om de brandweerkazerne op De Groendijck 20h in Driebruggen mogelijk te maken. Daarover voeren zij aan dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het niet mogelijk is om de brandweerkazerne op de locatie van de voetbalkooi te plaatsen. Volgens [appellant sub 2] en anderen zullen de kosten voor de verplaatsing van de voetbalkooi veel lager liggen dan waarvan de raad is uitgegaan. Zij wijzen ter onderbouwing op de kosten zoals begroot in de aan hen uitgebrachte offerte van Van Vliet Buitenprojecten B.V. van 15 november 2022 en de offerte van Verburg Tuin en Infra van 11 november 2022.
8.1. Zoals hiervoor onder 7.1 is overwogen, moet de raad bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
8.2. In de plantoelichting is vermeld dat de locatie aan De Groendijck 20h in Driebruggen als meest geschikte locatie naar voren is gekomen voor de vestiging van de brandweerkazerne. Daarbij is volgens de plantoelichting rekening gehouden met het feit dat het een brandweerkazerne met een blusploeg van vrijwilligers is die ook uitrukt voor calamiteiten in Waarder. De aanrijtijden mogen niet verslechteren, zodat gekozen is voor een locatie nabij de bestaande brandweerkazerne aan de uitvalsweg richting Waarder.
In de Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (hierna: de Zienswijzennota) is in dit verband vermeld dat naar aanleiding van bewonersbijeenkomsten, gesprekken met bewoners van de Kievitlaan en de voorwaarde voor de aanrijtijden die de Veiligheidsregio Midden Holland stelde, drie alternatieve locaties in de directe omgeving van de huidige locatie van de brandweerkazerne zijn beoordeeld. Er is gekozen voor de locatie aan De Groendijck 20h in Driebruggen. De memo "Locatie hervestiging brandweergarage" van 13 januari 2020 (hierna: de memo) waarin de overwegingen over de locatiekeuze zijn neergelegd, is bij de Zienswijzennota gevoegd.
8.3. Over de door [appellant sub 2] en anderen bedoelde alternatieve locatie, de huidige locatie van de voetbalkooi, heeft de raad zich in de Zienswijzennota op het standpunt gesteld dat de bouw van de brandweerkazerne daar niet wenselijk is omdat de verplaatsing van de voetbalkooi te kostbaar is en voor de voetbalkooi ook geen alternatieve locatie beschikbaar is. In dat verband heeft de raad in zijn verweerschrift toegelicht dat er geen aanwijzingen zijn dat hij onjuist zou zijn geïnformeerd over de kosten van de verplaatsing van de voetbalkooi. In de eerste plaats wijst de raad erop dat het in 2008 alleen al € 56.000,00 heeft gekost om de voetbalkooi te plaatsen. In de tweede plaats wijst de raad erop dat in de door [appellant sub 2] en anderen overgelegde offertes geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat niet alle palen van de voetbalkooi kunnen worden hergebruikt en met kosten als gevolg van bijvoorbeeld het dempen van water en watercompensatie elders. In de derde plaats is er volgens de raad in die offertes ook geen rekening gehouden met voorbereidingskosten die verband houden met de verplaatsing van de voetbalkooi. Verder heeft de raad toegelicht dat de bouw van de brandweerkazerne op de locatie van de voetbalkooi het onwenselijke effect heeft dat de brandweerkazerne zich volledig in de zichtlijnen van de woningen aan het Westeinde 73 en 75 bevindt. Dit is niet het geval op de beoogde locatie omdat de brandweerkazerne daar meer zijdelings komt te liggen ten opzichte van de bestaande woningen.
8.4. Uit het voorgaande volgt dat de raad naar alternatieven heeft gekeken bij de vaststelling van het plan. Hij heeft de voor- en nadelen van de huidige locatie van de voetbalkooi als alternatieve locatie afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. En de raad heeft deugdelijk gemotiveerd waarom het beste voor de gekozen locatie kan worden gekozen.
Het betoog slaagt niet.
Ladder voor duurzame verstedelijking
9. [appellant sub 1] betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro). Hij voert aan dat ten onrechte niet is onderzocht of er alternatieve locaties zijn voor de brandweerkazerne die binnen bestaand stedelijk gebied liggen. Volgens [appellant sub 1] heeft de raad de keuze voor de locatie van de brandweerkazerne niet onderbouwd.
9.1. [appellant sub 1] heeft eerder de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3668 op dat verzoek beslist. In zijn uitspraak heeft de voorzieningenrechter met een voorlopig oordeel de rechtmatigheid van het besluit van 28 september 2022 beoordeeld. In overweging 4.3 van de genoemde uitspraak van 4 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat de brandweerkazerne niet binnen bestaand stedelijk gebied kan komen. De Afdeling sluit zich aan bij dit oordeel van de voorzieningenrechter. Voor zover [appellant sub 1] heeft betoogd dat de raad de keuze voor de locatie van de brandweerkazerne niet heeft onderbouwd, wijst de Afdeling op de hiervoor onder 8.2 weergegeven onderbouwing van het standpunt van de raad. Dat alles betekent dat het plan niet in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het betoog slaagt niet.
Uitzicht
10. [appellant sub 1] betoogt dat het plan zijn uitzicht op onaanvaardbare wijze aantast. Hierbij wijst hij erop dat de brandweerkazerne tegenover zijn woning zal komen te staan en het op grond van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) mogelijk is om vergunningvrije bouwwerken op te richten die het uitzicht verder kunnen aantasten. Ook is aan De Groendijck 20a een nieuw appartementengebouw gepland. De bouw van de brandweerkazerne op de nieuwe locatie zal leiden tot een verdere verdichting van de bebouwing op De Groendijck.
10.1. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 4 oktober 2023 onder 5.3 overwogen dat de raad de gevolgen van het plan, waaronder de mogelijk op te richten vergunningvrije bouwwerken, voor het uitzicht van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar heeft hoeven achten. De Afdeling sluit zich aan bij dit oordeel van de voorzieningenrechter. Voor zover [appellant sub 1] vreest voor de gevolgen van vergunningvrij bouwen op het perceel De Groendijck 20h, voegt de Afdeling hier nog het volgende aan toe. Het bestemmingsplan staat er niet aan in de weg dat op de gronden van het perceel op grond van artikel 2 van bijlage II van het Bor vergunningvrij een bouwwerk wordt gebouwd. Hoewel het uitzicht vanuit de woning van [appellant sub 1] daardoor kan veranderen, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het uitzicht van [appellant sub 1] niet onaanvaardbaar wordt aangetast. De raad heeft, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, bij de vaststelling van het bestemmingsplan van belang geacht dat er geen locatie-specifieke omstandigheden zijn op grond waarvan in het bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen die het bouwen van vergunningvrij bouwen verbiedt. De raad heeft verder van belang geacht dat vanuit de woonkamer van [appellant sub 1] vrij uitzicht over de watergang naar het noorden blijft bestaan.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het belang van een vrij uitzicht voor [appellant sub 1] meegewogen in de belangenafweging, maar een groter gewicht toegekend aan het belang van het bouwen van de brandweerkazerne. Gelet op de afstand van de woning van [appellant sub 1] tot het plangebied en het feit dat een vergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel 3, onder a, van bijlage II van het Bor maximaal 5 m hoog mag zijn, ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de aantasting van het woongenot van [appellant sub 1] zo groot is dat de raad het plan niet zo mocht vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Open landschap
11. [appellanten] en anderen betogen dat het plan het open en landelijke karakter van het Westeinde aantast. Daarover voeren zij aan dat de zichtlijnen op het landschap niet behouden blijven. Daarnaast voeren zij aan dat de brandweerkazerne het open landschap aantast, omdat er sprake is van een solitair gelegen brandweerkazerne op een afstand van 70 m van de bestaande bebouwing.
11.1. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 4 oktober 2023 overwogen dat de raad, gelet op de door de raad onder 5.3 van zijn uitspraak gegeven motivering, mocht oordelen dat het plan niet tot een onaanvaardbare aantasting van de openheid van het landschap leidt. De Afdeling sluit zich aan bij dit oordeel van de voorzieningenrechter. Daarbij wijst de Afdeling er op dat uit paragraaf 2.2.1 van de plantoelichting blijkt dat met de zichtlijnen rekening is gehouden. Daarin staat dat er door openbaar groen tussen de nieuwe volkstuinen en de brandweergarage een natuurlijke overgang tussen beide functies wordt gecreëerd. Door deze inrichting wordt een aantal zichtlijnen naar de achterliggende polders in stand gehouden en de entree van Driebruggen aantrekkelijker vorm gegeven. De Afdeling acht bij het voorgaande van belang dat niet is gebleken dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van beschermde zichtlijnen.
Het betoog slaagt niet.
Bezonning volkstuinen
12. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de brandweerkazerne zal leiden tot schaduw op de volkstuinen in de namiddag en zomeravond. Hierdoor zijn de aangewezen gronden niet geschikt om als volkstuinen te gebruiken.
12.1. Hoewel op zichzelf duidelijk is dat de in het plangebied mogelijk gemaakte brandweerkazerne invloed zal hebben op de bezonning van de volkstuinen, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat de brandweerkazerne niet tot een onaanvaardbare vermindering van bezonning op de volkstuinen leidt. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de raad, onder verwijzing naar de bezonningsstudie van 6 juli 2022, die als bijlage bij de Zienswijzennota is gevoegd, heeft toegelicht dat er in het groeiseizoen weliswaar sprake zal zijn van verminderde bezonning, maar dat hiervan pas sprake is in de late middag. [appellant sub 2] en anderen hebben dat inhoudelijk niet bestreden en de Afdeling ziet dan ook geen reden om aan die conclusie te twijfelen.
Het betoog slaagt niet.
Jaarlijkse kinderspelen op de speelweide
13. [appellant sub 2] en anderen betogen dat de speeltuinvereniging als gevolg van het plan wordt beperkt in de activiteiten die zij jaarlijks organiseert ter plaatse van de ruimte naast De Groendijck 20h. De speeltuinvereniging organiseert daar jaarlijkse vakantiespelen, die traditioneel worden afgesloten met de bouw van hutten en de verbranding daarvan. Volgens [appellant sub 2] en anderen is er als gevolg van het plan te weinig ruimte om de jaarlijkse kinderspelen nog te organiseren.
13.1. In de Zienswijzennota en het verweerschrift staat dat de jaarlijkse kinderspelen zowel op de gronden ten oosten van de brandweerkazerne als op het terrein van de brandweerkazerne zelf - in overleg met de korpsbeheerder - georganiseerd kunnen worden. De raad heeft op de zitting toegelicht dat de kinderspelen in de zomer van 2023, toen de brandweerkazerne al was gebouwd, in de gebruikelijke omvang hebben kunnen plaatsvinden, waarbij alleen het springkussen niet geplaatst kon worden. Voor het springkussen was vanwege de aanwezige bouwmaterialen op het terrein van de brandweerkazerne geen ruimte. De raad heeft toegelicht dat er bij de volgende editie van de jaarlijkse kinderspelen naar verwachting weer een springkussen kan worden geplaatst, omdat de bouwwerkzaamheden nu zijn afgerond. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende rekening gehouden met de belangen van de speeltuinvereniging.
Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
14. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 4 oktober 2023 een voorlopig oordeel gegeven over de beroepsgronden van [appellant sub 1] over de publicatie van de nota van zienswijzen en de VNG-brochure. De Afdeling ziet geen aanleiding om anders over deze gronden te oordelen dan de voorzieningenrechter. Deze betogen slagen niet.
Conclusie
15. De beroepen zijn ongegrond.
16. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen van [appellanten] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
w.g. Verburg
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025