ECLI:NL:RVS:2025:5487

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
202403789/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over de bestemming van een groenstrook langs de Koudenhoek in Vlissingen

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 november 2025 uitspraak gedaan over het besluit van de raad van de gemeente Vlissingen van 18 april 2024, waarbij de bestemming van een groenstrook langs de Koudenhoek als 'Verkeer' was vastgesteld. De Afdeling had eerder, in een tussenuitspraak van 19 februari 2025, de raad opgedragen om het gebrek in dit besluit te herstellen. De appellante, wonend in Vlissingen, betoogde dat de raad dit gebrek niet had hersteld en voerde aan dat er geen rekening was gehouden met alternatieve locaties voor parkeerplaatsen en dat de invloed op het woon- en leefklimaat niet was meegenomen in de beoordeling.

De Afdeling oordeelde dat de raad onvoldoende had onderbouwd waarom de groenstrook als 'Verkeer' bestemd kon worden, gezien de waardevolle natuurwaarden en de impact op de woonomgeving van de appellante. De Afdeling concludeerde dat het besluit van 18 april 2024 gedeeltelijk moest worden vernietigd, met name het gedeelte dat de groenstrook betreft. De Afdeling heeft zelf in de zaak voorzien door de bestemming van de groenstrook te wijzigen naar 'Groen' en bepaalde voorwaarden te stellen aan de raad voor de uitvoering van deze uitspraak. De raad werd opgedragen om binnen vier weken de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan.

Uitspraak

202403789/2/R1.
Datum uitspraak: 12 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Vlissingen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Vlissingen,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 19 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:625, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van die tussenuitspraak het daarin omgeschreven gebrek in het besluit van 18 april 2024 te herstellen dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen en de uitkomst aan de Afdeling en [appellante] mee te delen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 5 augustus 2025 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
[appellante] heeft een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek volgens de raad is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 18 april 2024
1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 6.3 geoordeeld dat de raad het bestemmen van de groenstrook langs de Koudenhoek als "Verkeer" niet afdoende heeft onderbouwd. De toelichting noch de daarbij behorende bijlagen geven inzicht in de afweging die ten grondslag ligt aan de keuze om ook de groenstrook aan de Koudenhoek als "Verkeer" te bestemmen. De Afdeling heeft daarbij van belang geacht dat het gaat om een beeldbepalende waardevolle groenstrook in een sterk verstedelijkte omgeving met weinig groenvoorzieningen. Het verwijderen van de groenstrook zou dan ook een aanmerkelijke aantasting van de woonomgeving van [appellante] opleveren. Naar het oordeel van de Afdeling zou het vaststellen van de bestemming "Verkeer" alleen in overeenstemming kunnen zijn met een goede ruimtelijke ordening indien zwaarwegende redenen aanwezig zijn die kunnen opwegen tegen het belang van het behoud van een goed woon- en leefklimaat aan de Koudenhoek. Van dergelijke redenen was de Afdeling bij de behandeling van het beroep niet gebleken. Zo was van de kant van de raad niet overtuigend gesteld dat het noodzakelijk zou zijn om het verlies van parkeerplaatsen op de Stenenbeer daadwerkelijk volledig te compenseren. Ook was niet aangetoond dat het onmogelijk zou zijn om op een andere manier, met behoud van de groenstrook, te voorzien in de vervangende parkeerplaatsen. Het plan was daarom in zoverre onvoldoende gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vastgesteld.
Het voorgaande betekent dat het besluit van 18 april 2024 gedeeltelijk moet worden vernietigd. De Afdeling zal hierna bespreken of de aanvullende motivering die de raad inmiddels heeft verstrekt, aanleiding geeft om de rechtsgevolgen van het besluit, voor zover dat wordt vernietigd, geheel of gedeeltelijk in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.
De opdracht in de tussenuitspraak
2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het gebrek in het besluit van 18 april 2024 binnen 26 weken te herstellen.
De aanvullende motivering
3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad een aanvullende motivering aan het besluit van 18 april 2024 ten grondslag gelegd. De raad heeft MaGRID opdracht gegeven om de natuurwaarden van de groenstrook te onderzoeken. Onder verwijzing naar het rapport van 8 juni 2025 van MaGRID overweegt de raad dat bezien vanuit natuurwaarden en landschappelijke waarden, het hier niet gaat om een waardevolle groenstrook. Nu de objectieve waarde van de groenstrook beperkt is en deze ook geen deel uit maakt van de hoofdgroenstructuur, kan en mag volgens de raad de groenstrook worden vervangen door parkeergelegenheid met compenserend groen in de omgeving. Het compenseren van het groen zal voorafgegaan worden door een participatietraject, aldus de raad. De raad stelt zich onder verwijzing naar een parkeeronderzoek van 1 juli 2022 op het standpunt dat de parkeerdruk in het gebied hoog is. Om die reden is het volgens de raad noodzakelijk voldoende parkeergelegenheid te realiseren. De raad heeft toegelicht dat bij de situering van nieuwe parkeerplaatsen als vervanging van de plaatsen op het terrein van de Stenenbeer er twee locaties zijn gevonden. Omdat deze locaties niet voorzien in voldoende parkeerplaatsen, wil de raad meer parkeerplaatsen realiseren op de Koudenhoek in de vorm van haaksparkeren. Daarmee komt de groenstrook dus te vervallen.
De zienswijze van [appellante]
4.       [appellante] betoogt dat de raad het gebrek in de tussenuitspraak niet heeft hersteld. Daartoe voert [appellante] in de eerste plaats aan dat de raad geen acht heeft geslagen op de door haar aangedragen alternatieve locaties voor parkeerplaatsen. Verder heeft de raad weliswaar aandacht besteed aan de natuurwaarden van de groenstrook, maar is de invloed op het woon- en leefklimaat van omwonenden niet bij de beoordeling betrokken, aldus [appellante]. Ten slotte heeft de raad het over compensatie van groen, maar heeft hij dit niet geborgd. Het is [appellante] daarom niet duidelijk waaruit die compensatie bestaat en of die daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Beoordeling
5.       Zoals hiervoor is vermeld onder 1, heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld dat het in deze zaak gaat om een beeldbepalende waardevolle groenstrook. Deze groenstrook, bestaande uit een talud met daarop grote bomen, neemt het zicht vanaf de woning van [appellante] op de bestaande grote parkeerplaats aan de Koudenhoek en de achterliggende Machinefabriek grotendeels weg. De beleving van de woonomgeving van [appellante] wordt door de groenstrook aanzienlijk groener. Voor zover de raad zich in zijn aanvullende motivering keert tegen dit oordeel van de Afdeling, overweegt de Afdeling dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Het belang bij het behoud van de groenstrook wordt in deze einduitspraak daarom als een gegeven beschouwd. Daarbij komt dat - anders dan de raad heeft gesteld - de groenstrook ook van belang is in verband met de natuurwaarden. In het rapport van MaGRID staat namelijk dat de groenstrook fungeert als foerageergebied voor de lokale populatie van de gewone dwergvleermuis, en mogelijk ook van de laatvlieger.
De Afdeling stelt vast dat met de aanvullende motivering niet duidelijk wordt waarom de raad de toekenning van de verkeersbestemming aan de groenstrook - om daarmee de aanleg van parkeervoorzieningen ten koste van de groenstrook mogelijk te maken - gerechtvaardigd acht. Zo is wederom geen overtuigende onderbouwing gegeven voor het standpunt van de raad dat het noodzakelijk is om het verlies van parkeerplaatsen op de Stenenbeer daadwerkelijk volledig te compenseren. De raad wil blijkens de plantoelichting bovendien 87 parkeerplaatsen realiseren, terwijl er slechts 70 parkeerplaatsen komen te vervallen met het plan. Verder staat in de plantoelichting dat de parkeerbehoefte die de in het plan voorziene woningen opleveren, volledig wordt opgevangen op eigen terrein. Het is de Afdeling dan ook nog steeds onduidelijk waarom 17 extra parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd. Verder staat in de aanvullende motivering dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden die uiteindelijk heeft geleid tot het aanwijzen van twee locaties waar parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast houdt de raad vast aan de Koudenhoek als locatie waar parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. De raad heeft echter niet inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de keuze voor deze drie locaties is gekomen en welke mogelijke alternatieve locaties voor de Koudenhoek hij daarbij heeft onderzocht. De Afdeling acht het aannemelijk dat voor zover er al meer parkeerplaatsen nodig zijn dan voorzien op de twee locaties die de raad naast de Koudenhoek heeft aangewezen, elders dan op de Koudenhoek in die parkeerplaatsen kan worden voorzien. Ten slotte heeft de raad toegelicht dat de compenserende maatregelen voor het verdwijnen van de groenstrook onderdeel zullen zijn van een nog niet uitgewerkt plan. [appellante] stelt daarbij terecht dat niet geborgd is dat deze compenserende maatregelen daadwerkelijk zullen worden getroffen, nog daargelaten of die maatregelen het wegvallen van de groene beleving voor [appellante] zouden compenseren. Gelet hierop is de conclusie dat de raad het onder 6.3 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het besluit van 18 april 2024 met deze aanvullende motivering niet heeft hersteld.
Het betoogt slaagt.
Conclusie
6.       De Afdeling zal het besluit van 18 april 2024 vernietigen voor zover dat het plandeel met de bestemming "Verkeer" betreft op de bestaande groenstrook gelegen langs de Koudenhoek. Het gaat om het gedeelte dat is gelegen ter hoogte van de woningen aan de Koudenhoek 36 tot met 60. Dit betekent dat de bestemming "Verkeer" daar alleen in stand blijft voor de rijbaan en de daar aanwezige bestaande parkeerplaatsen. De Afdeling ziet geen grond om de rechtsgevolgen van het besluit, voor zover dat wordt vernietigd, geheel of gedeeltelijk in stand te laten.
Zelf voorzien
7.       De Afdeling ziet wel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 18 april 2024, voor zover dit is vernietigd. De Afdeling zal bepalen dat op de verbeelding het deel van het bestemmingsvlak "Verkeer" dat wordt getroffen door de vernietiging, de bestemming "Groen" komt te rusten. De Afdeling zal verder bepalen dat artikel 5a aan de planregels wordt toegevoegd aan Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels en dat dit artikel komt te luiden als hieronder vermeld. De Afdeling sluit met deze formulering, voor zover van belang, aan bij artikel 10 van het bestemmingsplan "Binnenstad - Eiland" dat voor het aangrenzende gebied geldt.
8.       Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen om de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat de raadplegen is op de landelijke voorziening.
Proceskosten
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden, omdat niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Vlissingen van 18 april 2024 waarbij het bestemmingsplan "Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer" is vastgesteld, wat betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer" voor zover dat betreft de bestaande groenstrook gelegen langs de Koudenhoek ter hoogte van de woningen aan de Koudenhoek 36 tot en met 60;
III.      bepaalt dat de bestemming "Groen" op de verbeelding van het bestemmingsplan "Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer" wordt toegekend aan de onder II bedoelde groenstrook;
IV.      bepaalt dat artikel 5a aan de planregels van het bestemmingsplan "Scheldekwartier-Zuid, Stenenbeer" wordt toegevoegd en dat dit als volgt komt te luiden:
"Artikel 5a Groen
5a.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen, parken en tuinen;
b. voetpaden;
c. aan de bestemming ondergeschikte nutsvoorzieningen en kunstobjecten.
5a.2 Bouwregels
Voor de bebouwing gelden de volgende regels:
a. uitsluitend bouwwerken voor nutsvoorzieningen, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 5 meter;
c. bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter.";
V.       bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI.      draagt de raad van de gemeente Vlissingen op om binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II, III en IV worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VII.     gelast dat de raad van de gemeente Vlissingen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025
195-1124