ECLI:NL:RVS:2025:525

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
202302143/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwijzing van locaties voor ondergrondse afvalcontainers in Rijsbergen

Op 12 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over de aanwijzing van locaties voor ondergrondse afvalcontainers in Rijsbergen door het college van burgemeester en wethouders van Zundert. Het college had op 28 februari 2023 besloten om ondergrondse afvalcontainers te plaatsen op de locatie 'Lange Reep'. Dit besluit werd voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Appellanten, bewoners van de nabijgelegen appartementen, waren het niet eens met de nieuwe locatie vanwege vrees voor overlast. Appellant sub 2, die bezwaar had tegen de oude locatie, had geen bezwaar tegen de nieuwe locatie. Het college wijzigde het besluit op 26 september 2023, maar de appellanten bleven in beroep gaan.

Tijdens de zitting op 19 december 2024 werd de zaak behandeld. De Afdeling oordeelde dat het college de nieuwe locatie geschikt had mogen achten voor de plaatsing van de containers. De appellanten voerden aan dat zij niet betrokken waren bij de voorbereiding van het wijzigingsbesluit en dat de containers overlast zouden veroorzaken. De Afdeling concludeerde dat de overlast beperkt was en dat de nieuwe locatie niet onaanvaardbaar was. Het beroep van appellant sub 2 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belang had bij de behandeling van zijn beroep. De Afdeling verklaarde het beroep van appellant sub 1A en appellant sub 1B ongegrond en gelastte het college om het griffierecht van appellant sub 2 te vergoeden.

Uitspraak

202302143/1/R1.
Datum uitspraak: 12 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend in Rijsbergen, gemeente Zundert,
2.       [appellant sub 2], wonend in Rijsbergen, gemeente Zundert,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zundert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2023 heeft het college onder meer locatie "Lange Reep" in Rijsbergen aangewezen voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers.
Tegen dit besluit heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 26 september 2023 heeft het college het besluit van 28 februari 2023 gewijzigd door een andere locatie aan te wijzen voor het plaatsen van de containers.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] beroep ingesteld.
Het college heeft een tweede verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2024, waar [appellant sub 1A] en het college, vertegenwoordigd door mr. M.M.A.J. Braspenning-Hereijgers en ing. C.A.M. Veenman, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De containers zijn bedoeld voor de inzameling van huishoudelijk afval van de bewoners van het appartementencomplex naast [locatie A]. Het college heeft het besluit van 28 februari 2023 voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In het ontwerpbesluit heeft het college een gedeelte van het grasveld direct aan de overzijde van de weg bij [locatie B] (hierna: de oude locatie) aangewezen als locatie voor de plaatsing van containers. Bij besluit van 28 februari 2023 heeft het college de oude locatie aangewezen. Vervolgens heeft het college in het wijzigingsbesluit de oude locatie vervangen door de locatie ten westen van [locatie A] (hierna: de nieuwe locatie). Deze locatie ligt op een afstand van ongeveer 48 m van de oude locatie. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] wonen aan [locatie A] en zijn het niet eens met de nieuwe locatie, omdat zij overlast vrezen. [appellant sub 2] woont aan [locatie B]. Hij is het niet eens met de oude locatie, maar heeft geen bezwaar tegen de nieuwe locatie.
Toetsingskader
2.       Bij de keuze van een locatie voor een ondergrondse afvalcontainer moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de container.
Conclusie
3.       De Afdeling is van oordeel dat het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] ongegrond is en dat het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk is. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van de beroepsgronden van appellanten. Dat doet zij in deze volgorde:
- inspraak [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B];
- gevolgen van geluid, geur, ongedierte, vandalisme en uiterlijk van de leefomgeving;
- alternatieven [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B];
- beroep van [appellant sub 2].
Inspraak [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]
4.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat zij ten onrechte niet zijn betrokken bij de voorbereiding van het wijzigingsbesluit. In dit kader voeren zij aan dat het college slechts heeft medegedeeld dat de nieuwe locatie is aangewezen.
4.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsbesluit op de juiste wijze is voorbereid.
4.2.    De Afdeling is van oordeel dat het college het wijzigingsbesluit niet onjuist heeft voorbereid. Het ontwerpbesluit is ter inzage gelegd en [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] zijn in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen over de oude locatie. Het college heeft vervolgens de oude locatie vastgesteld. Dit is in overeenstemming met de voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Het feit dat het college vervolgens de nieuwe locatie heeft aangewezen zonder dat een zienswijze daartoe aanleiding gaf, betekent niet dat het college opnieuw de gelegenheid had moeten bieden om zienswijzen naar voren te brengen. De wijziging van de locatie is namelijk een wijziging van ondergeschikte aard. De nieuwe locatie ligt immers op geringe afstand van de oude locatie. Er is dus nog steeds sprake van ondergrondse containers bij de Lange Reep.
Overigens heeft het college met [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] overlegd over het verplaatsen van de nieuwe locatie nadat zij beroep hadden ingesteld. Daarbij heeft het college onderzoek laten doen naar alternatieve locaties. Op die wijze heeft het college [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] alsnog de mogelijkheid geboden om te reageren op de nieuwe locatie.
Het betoog slaagt niet.
Gevolgen van geluid, geur, ongedierte, vandalisme en uiterlijk van de leefomgeving
5.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat de containers overlast van geluid, geur, ongedierte en vandalisme veroorzaken en dat het uiterlijk van hun leefomgeving wordt aangetast. In dit kader voeren zij aan dat het legen van de containers voornamelijk ’s avonds en ’s nachts hinderlijk is. Verder merken [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] op dat met name de plaatsing van afval naast de containers geuroverlast kan veroorzaken en ongedierte kan aantrekken.
5.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de gevolgen beperkt zijn.
5.2.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van afval gebruik te maken van ondergrondse containers, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van ondergrondse containers, toeneming van verkeer van en naar ondergrondse containers en (verkeers)hinder die gepaard gaat met het legen van ondergrondse containers. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van ondergrondse containers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk worden voorkomen, dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van de containers maar van korte duur is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
5.3.    Het college hoefde gelet op de beperkte overlast niet af te zien van de aanwijzing van de nieuwe locatie. Daarbij is van belang dat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet aannemelijk hebben gemaakt dat het legen van containers in de avonduren plaatsvindt en dat dit ernstige hinder oplevert. Het legen van de containers gedurende de nacht is evenmin aannemelijk. Verder heeft het college toegelicht dat de containers minimaal eens per twee weken worden geleegd en dat de inzamelaar op afstand kan monitoren hoe vol de containers zijn. Zodra de containers vol zijn worden ze geleegd. Er is doorgaans dus voldoende ruimte om afval in de containers te werpen, waardoor er geen aanleiding is om afval naast de containers te plaatsen. Ook heeft het college toegelicht dat tegen het bijplaatsen van afval wordt opgetreden. Verder is niet aannemelijk dat het uiterlijk van de leefomgeving onaanvaardbaar wordt aangetast, omdat de nieuwe locatie zich bevindt op een doodlopend parkeerterrein en omdat het aantal containers en de omvang van de containers beperkt zijn. Tot slot hoefde het college in de enkele vrees voor vandalisme redelijkerwijs geen reden te zien om de nieuwe locatie niet aan te wijzen. Voor zover toch sprake is van vandalisme is dit een kwestie van handhaving die in deze procedure niet aan de orde kan komen. De conclusie is dat niet is gebleken van locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden die maken dat het college in de gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
Het betoog slaagt niet.
Tussenconclusie
6.       De Afdeling is van oordeel dat het college de nieuwe locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de containers.
Alternatieven [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B]
7.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat een locatie aan de Begijneweide geschikter is dan de nieuwe locatie. Dit volgt volgens [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] uit het op 10 mei 2024 uitgebrachte rapport "Aanwijzing locaties ondergrondse afvalcontainers, Gemeente Zundert" dat in opdracht van De AfvalSpiegel is verricht door Exante Groep B.V. (hierna: het rapport). Daarin zijn zowel de locatie aan de Begijneweide als de nieuwe locatie onderzocht. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] wijzen er daarbij op dat de nieuwe locatie de laagste score heeft behaald van de onderzochte locaties. Verder voeren zij aan dat de stelling in het rapport, dat het inzamelvoertuig de nieuwe locatie zonder achteruit te rijden kan bereiken en verlaten, onjuist is. Tot slot vinden [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] dat de sociale controle op de locatie aan de Begijneweide, anders dan uit het rapport volgt, vergelijkbaar is met die op de nieuwe locatie, omdat er volgens hen op beide locaties voldoende zicht is vanuit de omliggende woningen.
7.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de locatie aan de Begijneweide niet geschikter is dan de nieuwe locatie.
7.2.    In overweging 6 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de containers. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
7.3.    De Afdeling is van oordeel dat de alternatieve locatie aan de Begijneweide niet zodanig geschikter is dan de nieuwe locatie dat het college de locatie aan de Begijneweide had moeten aanwijzen. In dit kader is relevant dat de randvoorwaarden waaraan in het rapport is getoetst, zijn onderverdeeld in eisen en richtlijnen. Aan eisen komt een zwaarder gewicht toe dan aan richtlijnen. Bij de richtlijnen wordt de ruimte geboden om daarvan gemotiveerd af te wijken en bij de eisen niet.
Uit hoofdstuk 4 van het rapport volgt dat de locatie aan de Begijneweide niet voldoet aan één eis, namelijk dat er voldoende sociale controle moet zijn op de locatie. Anders dan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben aangevoerd, is er op de nieuwe locatie meer sociale controle dan op de locatie aan de Begijneweide. Rond de nieuwe locatie liggen namelijk meer woningen met zicht op de locatie. Daarbij is relevant dat het zicht vanuit de woningen het dichtst bij de locatie aan de Begijneweide grotendeels wordt weggenomen door beplanting. De nieuwe locatie voldoet volgens het rapport aan alle eisen, maar niet aan twee richtlijnen. Het gaat daarbij om de richtlijnen dat het ledigingsvoertuig de locatie zonder achteruitrijden kan bereiken en verlaten en dat de inzamellocatie zich bij voorkeur aan de rechterzijde van het ledigingsvoertuig bevindt. In tegenstelling tot wat [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben aangevoerd, erkent het rapport dus dat het inzamelvoertuig de nieuwe locatie niet zonder achteruit te rijden kan bereiken en verlaten. Het rapport bevat ook een motivering waarom in dit geval van beide richtlijnen kan worden afgeweken. Zoals gezegd, komt aan eisen een zwaarder gewicht toe dan aan richtlijnen. Het college hoefde daarom geen doorslaggevend gewicht toe te kennen aan de lagere score van de nieuwe locatie ten opzichte van de locatie aan de Begijneweide.
Daar komt bij dat de containers zijn bedoeld voor de inzameling van huishoudelijk afval van bewoners van het appartementencomplex. De nieuwe locatie bevindt zich direct naast het appartementencomplex, terwijl de locatie aan de Begijneweide op een loopafstand van ongeveer 140 m ligt. Hoewel de locatie aan de Begijneweide daarmee voldoet aan de maximale streefloopafstand in de randvoorwaarden en daarom op dit punt niet negatief is beoordeeld in het rapport, is deze grotere loopafstand een nadeel van de alternatieve locatie ten opzichte van de nieuwe locatie.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat de locatie aan de Begijneweide niet geschikter is dan de nieuwe locatie.
Het betoog slaagt niet.
Beroep van [appellant sub 2]
8.       De Afdeling is van oordeel dat [appellant sub 2] geen belang heeft bij de behandeling van zijn beroep en dat zijn beroep daarom niet-ontvankelijk is. Zijn beroep richt zich tegen de aanwijzing van de oude locatie. Het college heeft bij wijzigingsbesluit de nieuwe locatie aangewezen. [appellant sub 2] heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de nieuwe locatie. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen de nieuwe locatie is ongegrond. Het besluit van 28 februari 2023 herleeft daarom niet. De beroepsgronden van [appellant sub 2] behoeven dan ook geen inhoudelijke bespreking meer.
Proceskosten
9.       Het college hoeft de proceskosten van [appellant sub 2] niet te vergoeden, omdat niet is gebleken dat hij proceskosten heeft gemaakt. Wel bestaat aanleiding om het college te gelasten het griffierecht te vergoeden dat [appellant sub 2] heeft betaald voor de behandeling van zijn beroep. De reden dat [appellant sub 2] geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep is immers dat het college bij besluit van 26 september 2023 aan zijn beroep tegemoet is gekomen.
10.     Het college hoeft de proceskosten van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 28 februari 2023 niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van 26 september 2023 ongegrond;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Zundert aan [appellant sub 2] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2025
703-1126