ECLI:NL:RVS:2025:5134
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vergoeding op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen na aflossing van schuld
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de minister van Financiën. De minister had op 30 augustus 2023 een aanvraag van [appellante] om een vergoeding wegens het aflossen van een schuld afgewezen. Deze afwijzing werd gehandhaafd bij een besluit van 23 januari 2024. [appellante] had haar schuld op 10 mei 2019 afgelost, ruim voor het moment waarop zij compensatie op grond van de Catshuisregeling zou ontvangen. De minister stelde dat de schuld niet voldeed aan de vereisten voor overname zoals vastgelegd in de Wet hersteloperatie toeslagen, specifiek in de artikelen 4.1 en 4.3, derde lid, aanhef en onder a. De Afdeling oordeelde dat het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, aangezien de regeling niet bedoeld is om onrecht uit het verleden te herstellen, maar om te voorkomen dat gedupeerden verder in de schulden raken door incassomaatregelen. De wetgever heeft bewust gekozen om geen compensatie toe te kennen voor eerder afgeloste schulden. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2024, waarin het beroep tegen het besluit van 23 januari 2024 ongegrond was verklaard. Ook het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat er geen financiële noodtoestand of andere schrijnende omstandigheden waren aangetoond. De minister werd niet veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten.