ECLI:NL:RVS:2025:4899

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
202504695/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving activiteiten op bedrijventerrein Beek en Donk

Op 14 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om handhaving tegen activiteiten op een perceel in Beek en Donk. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek had eerder een verzoek van een partij om handhavend op te treden tegen wonen/overnachten op het perceel afgewezen. De rechtbank Oost-Brabant had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het verzoek om handhaving ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college niet alleen het gebruik van portocabines op het perceel had moeten beoordelen, maar ook de activiteiten van vrachtwagenchauffeurs die in hun vrachtwagens overnachten. De rechtbank vernietigde het besluit van het college en gaf het college de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de verzoekster, die een internationaal transportbedrijf exploiteert op het perceel, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er spoedeisend belang was bij het verzoek, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank verstrekkende gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering van de verzoekster. De voorzieningenrechter besloot het verzoek toe te wijzen en schorste de uitspraak van de rechtbank, zodat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

202504695/2/R2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekster], gevestigd in Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­Brabant van 11 augustus 2025 in zaak nr. 24/3774 in het geding tussen:
[partij], wonend in Beek en Donk, gemeente Laarbeek,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2024 heeft het college het verzoek van [partij] om handhavend op te treden tegen de activiteiten wonen/overnachten op het weiland [locatie 1] in Beek en Donk, afgewezen.
Bij besluit van 1 oktober 2024 heeft het college het door [partij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 augustus 2025 heeft de rechtbank het door [partij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van het college van 1 oktober 2024 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van die uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van die uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoekster] hoger beroep ingesteld.
Ook heeft [verzoekster] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 september 2025, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat in Middelharnis, [personen], [partij], bijgestaan door mr. M. Beukema-Veldkamp, rechtsbijstandverlener in Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Crispijn en mr. K.W.F. van Lieshout,
zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het perceel [locatie 1] in Beek en Donk heeft in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied Wellestraat-West)", dat sinds 1 januari 2024 deel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Laarbeek, de bestemming "Bedrijventerrein". [verzoekster] exploiteert op het perceel een internationaal transportbedrijf.
[partij] woont aan de [locatie 2] in Beek en Donk. Het perceel heeft de bestemming "Bedrijventerrein". Hij heeft een verzoek om handhaving gedaan, omdat volgens hem op het perceel [locatie 1], in strijd met het omgevingsplan en het bestemmingsplan, de activiteiten wonen/overnachten plaatsvinden.
Het college heeft het verzoek om handhaving afgewezen. Het college heeft zich, na een locatie-onderzoek op 1 mei 2024 bij het bedrijfspand op het perceel [locatie 1], op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van bewoning van dat bedrijfspand. Volgens het college is daarom geen sprake van een overtreding, zodat ook niet handhavend hoeft te worden opgetreden.
In het besluit op bezwaar heeft het college zich, na een locatie-onderzoek op 17 juli 2024 bij de portocabines die staan op het weiland op het perceel [locatie 1], op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van bewoning van of overnachting in die portocabines. De portocabines zijn volgens het college in gebruik als plek om te pauzeren (kantineruimte) en zijn voorzien van sanitaire voorzieningen. Het college wijst erop dat in de portocabines geen bedden staan en dat in de portocabines niet wordt gewoond of overnacht. Het college heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat er geen sprake van een overtreding is op het perceel [locatie 1] en dat niet handhavend hoeft te worden opgetreden. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij het locatie-onderzoek op 17 juli 2024 heeft [persoon], de zoon van de eigenaar van het bedrijf, aangegeven dat chauffeurs van het transportbedrijf op het perceel overnachten in de cabines van hun vrachtwagens.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het besluit op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd.
De rechtbank heeft overwogen dat het college ten onrechte bij de beoordeling van het handhavingsverzoek alleen het gebruik van de portocabines op het perceel heeft betrokken, terwijl het handhavingsverzoek betrekking heeft op de activiteiten wonen/overnachten op het hele perceel [locatie 1].
De rechtbank heeft overwogen dat het college ten onrechte heeft verzuimd om in het besluit op bezwaar na te gaan of de activiteit overnachten in een vrachtwagen op het perceel in strijd is met het omgevingsplan.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de activiteit overnachten in een vrachtwagen op het perceel niet is toegestaan op grond van het omgevingsplan en daarom verboden is op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet.
De rechtbank heeft daarom het besluit op bezwaar vernietigd en het college opgedragen om binnen de door haar gestelde termijn een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
3.       [verzoekster] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank en heeft daarom hoger beroep ingesteld. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter gevraagd om de voorlopige voorziening te treffen dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst en het college geen nieuw besluit hoeft te nemen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Spoedeisend belang
4.       De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoekster] spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft immers het college de opdracht gegeven om binnen de door haar gestelde termijn een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. Het instellen van hoger beroep heeft geen schorsende werking, zodat alleen door een te treffen voorlopige voorziening kan worden bereikt dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen binnen de door de rechtbank gestelde termijn.
Beoordeling
4.1.    Uitgangspunt is dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd. Dus wat [verzoekster] vraagt is verstrekkend. Maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft de uitspraak van de rechtbank het college weinig ruimte om niet tot handhaving over te gaan. Vast staat immers dat op het perceel vrachtwagenchauffeurs overnachten in hun cabine en dat de rechtbank heeft vastgesteld dat dit niet valt binnen de toegelaten functies in het omgevingsplan.
De voorzieningenrechter overweegt dat het uitvoering geven aan de uitspraak van de rechtbank, in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure, verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben voor [verzoekster]. [verzoekster] wijst er namelijk op dat daarmee de bedrijfsvoering van haar internationale transportbedrijf ernstig in gevaar komt. Want zonder de mogelijkheid voor de vrachtwagenchauffeurs om (voor ritten vanuit en naar het buitenland) te overnachten in de cabine van hun vrachtwagen kan volgens haar het bedrijf niet worden voortgezet. Verder heeft [verzoekster] erop gewezen dat het internationale transportbedrijf geen alternatieven op het perceel heeft voor de chauffeurs om te overnachten en de rusttijden in acht te nemen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de gevolgen voor [partij] bij het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank, in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure, beperkt, mede gelet op de omstandigheid dat het perceel van [partij] niet grenst aan het perceel van [verzoekster]. Deze percelen op het bedrijventerrein worden namelijk van elkaar gescheiden door het tussenliggende perceel [locatie 3], waar ook een bedrijfswoning aanwezig is.
Conclusie
5.       De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek van [verzoekster], in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak, toe te wijzen en de aangevallen uitspraak bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Dit betekent dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek toe;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank van 11 augustus 2025, nr. 24/3774.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Ramrattansing
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025
408