ECLI:NL:RVS:2025:4565

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
BRS.25.000580
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van appellant door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 mei 2025 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant was in bewaring gesteld door de minister van Asiel en Migratie op 18 april 2025. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 september 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, omdat het geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Afdeling bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om de bewaring onrechtmatig te achten. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van eerdere uitspraken over vergelijkbare rechtsvragen, zoals de uitspraak van 4 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4255, die betrekking had op de rechtmatigheid van een ophouding na strafrechtelijke detentie. De beslissing werd vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

Uitspraak

BRS.25.000580
Datum uitspraak: 26 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 13 mei 2025 in zaak nr. NL25.18593 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.        Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 4 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4255, over de rechtmatigheid van een ophouding op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vw 2000 na strafrechtelijke detentie). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
3.        De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs‑Heuvel, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs‑Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025
47-1102