ECLI:NL:RVS:2025:4563
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
Op 25 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een aanvraag van de appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister op 12 juni 2025 niet-ontvankelijk was verklaard. Tevens was er een inreisverbod uitgevaardigd tegen de appellant. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 2 september 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt duidelijkheid over de afhandeling van asielaanvragen en de toepassing van inreisverboden.