ECLI:NL:RVS:2025:45
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 9 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 22 februari 2024 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 25 november 2024 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had eerder al geoordeeld over een vergelijkbare rechtsvraag, die ook in deze zaak aan de orde was. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen nieuwe vragen bevatte die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 januari 2025.