ECLI:NL:RVS:2025:4190
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en hoger beroep
Op 4 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 juli 2023 de aanvraag van de appellant afgewezen. Hiertegen maakte de appellant bezwaar, maar dit werd op 26 februari 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde op 18 juli 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.N. Arikan, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep betreft een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, en biedt geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 september 2025.