ECLI:NL:RVS:2025:4181

Raad van State

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
202405993/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in asielzaak

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F. Zeven, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak. Verzoeker heeft het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de verlenging van beslistermijnen door de minister van Asiel en Migratie. In deze zaak heeft de minister op 28 juli 2025 de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning ingewilligd, wat betekent dat de minister de proceskosten moet vergoeden. De Afdeling heeft geoordeeld dat de minister in de proceskosten moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 453,50, dat geheel toe te rekenen is aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

Uitspraak

202405993/1/V1.
Datum uitspraak: 1 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).
Procesverloop
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. F. Zeven, advocaat te Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 augustus 2024 in zaak nr. NL24.19089.
De minister van Asiel en Migratie heeft een nader stuk ingediend.
[verzoeker] heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de minister te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Overwegingen
Het verzoek om een proceskostenveroordeling
1.       [verzoeker] heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan een appellant is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door haar toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       De Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, en 10 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2829, prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie om te kunnen bepalen of de minister de beslistermijn, met WBV 2022/22 en WBV 2023/3, heeft mogen verlengen. Het Hof heeft in zijn arrest van 8 mei 2025, ECLI:EU:C:2025:326, antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die de Afdeling heeft gesteld in haar uitspraak van 8 november 20923, die gaan over WBV 2022/22. De Afdeling moet hierover nog einduitspraak doen. Het Hof heeft nog geen antwoord gegeven op de prejudiciële vragen die de Afdeling heeft gesteld in de verwijzingsuitspraak van 10 juli 2024. Nadat de Afdeling einduitspraak doet in de verwijzingszaak die gaat over WBV 2022/22 zal zij bezien of verdere aanhouding van zaken die vallen onder WBV 2023/3 nodig is, vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2219, onder 1 en 2.
3.       Het voorgaande heeft geen invloed op de vraag of verzoeker haar proceskosten vergoed moet krijgen. In dit geval heeft de minister bij besluit van 28 juli 2025 de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd. [verzoeker] heeft die aanvraag op 8 mei 2023 ingediend. Dit betekent dat de minister, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
4.       Het verzoek wordt toegewezen. De minister moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de minister niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Het besluit van 28 juli 2025
5.       De minister is in het besluit van 28 juli 2025 geheel aan de aanvraag van verzoeker tegemoetgekomen. [verzoeker] heeft desgevraagd niet laten weten het niet eens te zijn met dit besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de bij verzoeker in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 453,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025
392