ECLI:NL:RVS:2025:4080
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Op 28 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 24 juli 2025 het beroep van de appellant tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit, genomen op 5 april 2024, verleende de appellant een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze niet-ontvankelijkverklaring. De Raad van State heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen en dat het hoger beroep ongegrond is. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en de motivering van de rechtbank is overgenomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.