ECLI:NL:RVS:2025:4
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 2 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak betreffende een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van 23 november 2024, waarbij de minister hem een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en beval de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel, met schadevergoeding. Zowel de minister als de vreemdeling gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank had vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring werd uitgevoerd, wat in strijd zou zijn met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen. Echter, de voorzieningenrechter wees het verzoek af, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 18 december 2024, waarin het verzoek van de minister om een voorlopige voorziening was toegewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen en dat het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen werd afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.