ECLI:NL:RVS:2024:5304

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
202407663/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
  • J. van de Kolk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming

Op 18 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling aan wie op 23 november 2023 door de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd. De rechtbank Den Haag had op 17 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de minister opgedragen om de maatregel per direct op een andere locatie dan het Justitieel Complex Schiphol uit te voeren. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat de uitvoering van de rechtbankuitspraak zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de grensbewaking. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de minister gehonoreerd en bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het grensbewakingsbelang in deze situatie doorslaggevend is. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407663/2/V3.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2024 in zaak nr. NL24.47615 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2023 heeft de minister de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 17 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
Het oordeel van de rechtbank
1.       De rechtbank heeft de minister opgedragen om de vrijheidsontnemende maatregel per direct op een andere plaats dan het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS) ten uitvoer te leggen. Volgens de rechtbank leidt de recente wijziging van onderdelen van het algemene vreemdelingenbewaringsregime in het JCS tot het oordeel dat de vrijheidsontnemende maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring en is de vrijheidsontneming daarom in strijd met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn.
Het verzoek van de minister
2.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Daarbij beroept hij zich op het grensbewakingsbelang. De minister betoogt dat de rechtbankuitspraak een dusdanig algemene strekking heeft, dat afwijzing van zijn verzoek met zich brengt dat hij genoodzaakt zal zijn om per direct alle vreemdelingen die krachtens de Vw 2000 in het JCS verblijven, naar een andere bewaringsaccommodatie te brengen. Hij betoogt dat daarvoor onvoldoende capaciteit beschikbaar is in de andere accommodaties en dat dit daarom betekent dat aan hen de toegang tot het Schengengebied zal moeten worden verleend. Dit leidt volgens de minister tot onomkeerbare gevolgen.
Beoordeling
3.       Onder de gegeven omstandigheden komt doorslaggevend gewicht toe aan het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024
347-1020