202501823/1/A2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van Hogeschool Inholland (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 3 december 2024 heeft de examencommissie van Hogeschool Inholland (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellante] afgewezen om haar een alternatieve vorm van de landelijke kennistoets Wiskunde (hierna: de rekentoets) te verlenen.
Bij beslissing van 3 februari 2025 heeft het CBE het door [appellante] hiertegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
Het CBE heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 17 juni 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag, en het CBE, vertegenwoordigd door R. Eenkhoorn LLM, S. van Bekkem, M. van Bueren MEd, P. Weling en N. van Gils, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
2. [appellante] is in het studiejaar 2014/2015 begonnen met de lerarenopleiding basisonderwijs aan de Hogeschool Inholland. Zij bevindt zich in de afrondende fase van haar studie en moet alleen de rekentoets nog halen, waaraan zij inmiddels meer dan vijftien maal zonder succes heeft deelgenomen. [appellante] heeft de examencommissie verzocht om haar in verband met PTSS en faalangst waaraan zij lijdt een alternatieve vorm van deze toets te verlenen, dan wel haar een voorstel te doen om de toets ergens anders af te leggen en dan als vrijstelling te erkennen. De examencommissie heeft volstaan met het toekennen van zeven voorzieningen waarvan [appellante] tijdens haar deelname aan de rekentoets gebruik mag maken. Het CBE heeft het door [appellante] tegen de afwijzing van haar verzoek door de examencommissie ingestelde administratieve beroep ongegrond verklaard.
De beslissing van het CBE
3. Het CBE heeft zich op het standpunt gesteld dat de examencommissie op zorgvuldige wijze tot haar beslissing is gekomen en dat die beslissing deugdelijk gemotiveerd is. De examencommissie heeft advies ingewonnen bij de Commissie Doeltreffende Toetsing, ingesteld door het Landelijk overleg examencommissies lerarenopleidingen (hierna: de LOEx-commissie). De toegekende voorzieningen houden in dat [appellante] de rekentoets op papier mag maken, in een prikkelarme ruimte met comfortabele temperatuur. Zij krijgt extra tijd en pauzes, een separate rekenmachine en voldoende kladpapier. Ook mag de toets aan haar worden voorgelezen. Volgens het CBE zou afwijking van de landelijke cesuur het gelijkheidsbeginsel in het gedrang brengen. Daarnaast is een alternatieve toetsvorm niet mogelijk, omdat de toetsdoelen daarmee niet kunnen worden bereikt.
Beoordeling van het beroep
4. [appellante] betoogt dat de examencommissie onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar beslissingsbevoegdheid op grond van artikel 94 van de Onderwijs- en examenregeling opleiding tot leraar Basisonderwijs 2024-2025 (de OER) en ten onrechte niet is afgeweken van het advies van de LOEx-commissie. Zij heeft daartoe twee gronden aangevoerd die de Afdeling achtereenvolgens zal bespreken en afsluiten met een conclusie.
Zorgvuldigheid
5. [appellante] betoogt dat de beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen. De examencommissie had de studentendecaan over haar verzoek moeten raadplegen omdat die bij uitstek kan adviseren over de passendheid van voorzieningen en over de wijze van tentaminering die daarbij aansluit. De examencommissie had de beoordeling niet mogen overlaten aan de LOEx-commissie.
6. Uit de stukken blijkt dat de examencommissie over het verzoek van [appellante] advies heeft gevraagd aan de LOEx-commissie en dat advies vervolgens gemotiveerd heeft overgenomen. Er is dan ook geen sprake van dat op het verzoek feitelijk door de LOEx-commissie is beslist. Het CBE heeft afdoende gemotiveerd dat de examencommissie op zorgvuldige wijze tot haar beslissing op het verzoek van [appellante] is gekomen. Het CBE heeft inzichtelijk gemaakt dat bij de beoordeling rekening is gehouden met de problemen die [appellante] - als gevolg van haar PTSS en faalangst - ervaart bij het doen van de rekentoets. Al eerder heeft de examencommissie haar om deze redenen voorzieningen toegekend voor het afleggen van de rekentoets, waarbij advies van de studentendecaan is betrokken. Ditmaal heeft de examencommissie deze voorzieningen nog verder uitgebreid.
Onderbouwing
7. [appellante] betoogt dat de beslissing niet deugdelijk is onderbouwd. Het CBE heeft niet gemotiveerd dat de toetsdoelen van de rekentoets in een alternatieve vorm niet kunnen worden bereikt. De examencommissie had niet mogen afgaan op het advies van de LOEx-commissie. Ook het eerder gegeven advies van de studentendecaan volstaat niet, omdat niet gebleken is dat deze daarbij een breed beoordelingskader is aangereikt, zonder uitsluiting vooraf van alternatieve toetsvormen.
8. Het CBE heeft overtuigend onderbouwd dat de examencommissie met de zeven voorzieningen voldoende tegemoet is gekomen aan het verzoek van [appellante]. Het CBE heeft op de zitting inzichtelijk gemaakt wat de voorzieningen inhouden en wat deze - afzonderlijk en in combinatie met elkaar - voor [appellante] kunnen betekenen, in verband met haar PTSS en faalangst. Gebleken is dat met de voorzieningen ruimschoots mogelijkheden zijn aangeboden om [appellante] te ondersteunen bij haar deelname aan de rekentoets, maar dat zij hiervan nog niet optimaal gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat het op de weg van [appellante] ligt om van de geboden voorzieningen zo goed mogelijk gebruik te maken bij haar deelname aan de rekentoets. Mocht vervolgens blijken dat de geboden voorzieningen toch onvoldoende zijn, dan kan zij op dat moment desgewenst een nieuw verzoek om voorzieningen doen, waarbij zij dan dient aan te geven waarom de geboden voorzieningen voor haar onvoldoende werkten (vlg. de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3410). Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Het CBE hoeft geen proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025
284-1159
BIJLAGE
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.12
[…]
2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad als bedoeld in artikel 7.10a.
Artikel 7.12b
1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden:
a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, […], en
e. het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens.
[…]
3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a […] en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd.
Onderwijs- en examenregeling opleiding tot leraar Basisonderwijs 2024-2025
Artikel 94, afwijkende toetsvorm
Gronden
De student met een functiebeperking kan de examencommissie vragen om de toets te doen op een manier die zoveel mogelijk past bij de functiebeperking. De student kan ook vragen om een extra of aangepaste hulpmiddelen die nodig zijn om de toets te kunnen doen.
Een student kan ook om andere redenen vragen om de toets in een andere vorm te doen. De examencommissie geeft daar alleen in bijzondere, individuele gevallen toestemming voor.
Aanpassingen zijn alleen mogelijk als de toetsdoelen en het niveau van de toets niet veranderen
Procedure
De student vraagt een andere toetsvorm uiterlijk aan het begin van de onderwijsperiode. De student stuurt een gemotiveerd verzoek schriftelijk naar de examencommissie. De student stuurt een advies van de studentendecaan mee.
De examencommissie beslist zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen vijftien dagen nadat het verzoek compleet is.
Regeling landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen studiejaar 2024-2025
Inleiding
De hogescholen met lerarenopleidingen ontwikkelen onder de naam programma 10voordeleraar gezamenlijk kennisbases en kennistoetsen. Het programmabureau 10voordeleraar (onderdeel van de Vereniging Hogescholen) is door de lerarenopleidingen belast met de organisatie rond de kennisbases, toetsvragen, de landelijke kennistoets, de totstandkoming van de uitslag en de rapportage over de uitslag. De landelijke kennistoetsen worden op de hogescholen afgenomen. […]
De hogescholen met lerarenopleidingen en het programmabureau 10voordeleraar zorgen samen met externe deskundigen ervoor dat de landelijke kennistoetsen objectief en betrouwbaar zijn. Om te zorgen dat studenten en cursisten, bij welke hogeschool zij hun opleiding ook volgen, dezelfde kansen hebben, hanteren alle hogescholen dezelfde regels zoals opgenomen in deze Regeling landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen. Hierin staan de relevante regels voor studenten en cursisten met betrekking tot aanmelding, deelname, uitslag en voorwaarden. […]
Voor de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen gaan de bepalingen van de Regeling landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen boven de regels die gelden voor de overige toetsen van de opleiding. […]
Voor studenten met een handicap of chronische ziekte kan de examencommissie verzoeken in het digitale afnamesysteem de tijdsduur van de toetsafname te verlengen. […]
Onderdeel 1b
Vooraf:
1. Voor Wiskunde en Nederlands geldt het volgende: de vakdidactische en vakinhoudelijke kennis waarover de startbekwame docent moet beschikken is vastgelegd in de kennisbasis die landelijk is overeengekomen.
[…].
Artikel 1.
Voor Wiskunde en Nederlands geldt dat een landelijke kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan iedere kennistoets is ten minste één studiepunt verbonden.
Artikel 2.
Aan deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2011-2012 ingestroomd zijn. […].