ECLI:NL:RVS:2024:3410

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
202400236/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om voorzieningen vanwege functiebeperkingen in het onderwijs

Op 2 juni 2023 heeft de directeur van de Hogeschool Windesheim locatie Almere namens het College van Bestuur (CvB) het verzoek van [appellante] om verschillende voorzieningen te treffen vanwege een functiebeperking afgewezen. [appellante] volgt een voltijdse opleiding HBO-Rechten en heeft vanwege haar medische conditie functiebeperkingen ervaren bij het volgen van onderwijs en het maken van tentamens. Ze heeft zeven voorzieningen aangevraagd, waaronder online deelname aan lessen via Teams, extra gesprekken met de studentbegeleider, en de mogelijkheid om vakinhoudelijke vragen te stellen buiten de lessen om.

Het CvB heeft het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar de getroffen maatregelen door de directeur. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 1 mei 2024. Tijdens de zitting is [appellante] via videoverbinding verschenen, terwijl het CvB vertegenwoordigd was door mr. J.B. Beersma en een gemachtigde. De Afdeling heeft overwogen dat de directeur voldoende maatwerk heeft geleverd en dat de voorzieningen die zijn getroffen redelijkerwijs aan de verzoeken van [appellante] tegemoetkomen.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het CvB terecht het standpunt heeft ingenomen dat de directeur het verzoek om een Teams-verbinding mocht afwijzen. De voorzieningen die zijn getroffen zijn voldoende en passend, en het beroep van [appellante] is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat er geen strijd is met het verbod van reformatio in peius, aangezien de beslissingen betrekking hebben op verschillende tijdvakken. De uitspraak is gedaan op 21 augustus 2024.

Uitspraak

202400236/1/A2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
en
College van Bestuur van de Hogeschool Windesheim (hierna: het CvB),
verweerder.
Procesverloop
Op 2 juni 2023 heeft de directeur van de Hogeschool Windesheim locatie Almere (hierna: de directeur) namens het CvB het verzoek van [appellante] om verschillende voorzieningen te treffen vanwege een functiebeperking, afgewezen.
Op 30 november 2023 heeft het CvB het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 mei 2024, waar [appellante], via een videoverbinding, en het CvB, vertegenwoordigd door mr. J.B. Beersma, advocaat te Utrecht, en [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellante] doet een voltijdse opleiding HBO-Rechten aan de Hogeschool Windesheim. Vanwege haar medische conditie ervaart zij functiebeperkingen bij het volgen van onderwijs en het maken van tentamens. Daarom heeft zij verschillende voorzieningen bij de opleiding aangevraagd die haar ondersteunen bij het volgen van regulier onderwijs.
De voorzieningen
2.       [appellante] heeft zeven voorzieningen aangevraagd. Ten eerste de mogelijkheid om online deel te nemen aan lessen door in te bellen bij docenten via Teams. Ten tweede, indien dit niet mogelijk is, de vraag of de studentbegeleider kan meedenken over online deelname via een medestudent. Ten derde de kans om vaker dan nu het geval is een gesprek te voeren met de studentbegeleider. Ten vierde de mogelijkheid om telefonisch of via mail op latere momenten vakinhoudelijke vragen te stellen aan docenten die binnen een aantal dagen worden beantwoord. Ten vijfde de mogelijkheid om, als zij tijdens de les klachten ervaart, zonder dit te melden tijdelijk even afwezig te zijn. Ten zesde de mogelijkheid om te worden gekoppeld aan een ander aanspreekpunt binnen de opleiding voor de studentbegeleiding. Tot slot de mogelijkheid om te worden vrijgesteld van de aanwezigheidsplicht bij vakken.
Beslissing van het CvB
3.       Het CvB heeft, onder overneming van het advies van de Geschillenadviescommissie, vooropgesteld dat de directeur op alle verzochte voorzieningen maatregelen heeft genomen. Over het verzoek om bovenop de reguliere contactmomenten een gesprek te voeren met de studentbegeleider en de mogelijkheid om op latere momenten vakinhoudelijke vragen te stellen aan docenten heeft het CvB geconcludeerd dat [appellante] daarin al door de directeur tegemoet is gekomen, maar dat zij daar geen gebruik van heeft gemaakt.
3.1.    Over het verzoek om via Teams deel te nemen aan de lessen heeft het CvB het standpunt ingenomen dat de directeur aan [appellante] een Jabra-speaker ter beschikking heeft gesteld. Gelet op de privacy van docenten en studenten is dit een passende voorziening. Daarnaast heeft de directeur deugdelijk gemotiveerd waarom de onderwijsinstelling een Teams-verbinding niet goed kan organiseren. Dat dit tijdens de Coronacrisis wel mogelijk was heeft niet tot een ander oordeel geleid, omdat de omstandigheden onvergelijkbaar zijn. Voor zover [appellante] heeft verzocht om via Teams in te bellen met medestudenten heeft de directeur terecht het standpunt ingenomen dat de onderwijsinstelling daar geen verantwoordelijkheid over heeft, aldus het CvB.
3.2.    Het CvB heeft over de zorgvuldigheid van de beslissing van de directeur geconcludeerd dat het eerst aan [appellante] was om te onderbouwen waarom de getroffen voorzieningen onvoldoende zijn. Hoewel niet in geschil is dat zij chronische klachten ervaart, heeft [appellante] nagelaten om nadere informatie te verstekken die de directeur in staat hebben gesteld om aanvullende voorzieningen te treffen. Op basis van de algemene verklaring van de functiebeperking heeft de directeur de voorzieningen getroffen die redelijkerwijs van hem verlangd kunnen worden, aldus het CvB.
4.       Het CvB heeft verder geconcludeerd dat de directeur, gelet op de hem bekende algemene informatie over de medische conditie van [appellante], voldoende maatwerk heeft geleverd, de beslissing zorgvuldig tot stand is gekomen en op redelijke en passende wijze aan de verzoeken van haar tegemoet is gekomen.
Beroep en de beoordeling
Het verzoek om extra gesprekken met de studentbegeleider, de mogelijkheid vakinhoudelijke vragen te stellen en het lokaal te verlaten
5.       De Afdeling stelt voorop dat uit de beslissing van 2 juni 2023 volgt dat ten behoeve van [appellante] de volgende voorzieningen zijn getroffen: 1) extra tijd en een aparte ruimte bij het afleggen van toetsen en de mogelijkheid om de ruimte tussentijds verlaten, 2) extra gesprekken met de studentbegeleider, 3) de mogelijkheid om vakinhoudelijke vragen te stellen buiten de lessen om, 4) de mogelijkheid om tijdens de les, zonder dit te melden, naar buiten te gaan, 5) sinds februari 2023 een nieuwe studentbegeleider, 6) een vrijstelling voor een deel van de aanwezigheidsplicht, en 7) (vanaf het begin van het nieuwe schooljaar op 1 september 2023) de mogelijkheid om via een Jabra-speaker online deel te nemen aan het onderwijs.
5.1.    Gelet op het voorgaande overweegt de Afdeling dat voor zover het beroep van [appellante] ziet op het verzoek om extra gesprekken met de studentbegeleider, de mogelijkheid om vakinhoudelijke vragen te stellen buiten de lessen om en zonder dit te melden bij een docent het klaslokaal te verlaten, deze voorzieningen al zijn toegewezen. De Afdeling zal daarom het beroep voor zover dat ziet op die voorzieningen onbesproken laten. De Afdeling zal hierna beoordelen of het CvB terecht het standpunt heeft ingenomen dat de directeur de overige verzoeken kon afwijzen.
Het verzoek om deelname aan het onderwijs via Teams
6.       [appellante] betoogt dat het CvB ten onrechte heeft geconcludeerd dat de directeur haar verzoek om via Teams deel te nemen aan het onderwijs, eventueel door in te bellen via docenten of medestudenten, kon afwijzen. De Jabra-speaker is namelijk geen doeltreffende en passende voorziening om online deel te nemen aan het onderwijs. Daarbij is de afwijzing van het verzoek in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In de Coronacrisis heeft de onderwijsinstelling immers wel gebruik gemaakt van Teams.
6.1.    Uit artikel 2, eerste lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz) moet worden afgeleid dat een onderwijsinstelling een inspanningsverplichting heeft om voor een student met een handicap voorzieningen te treffen die hem in staat stelt om zoveel mogelijk als studenten zonder handicap onderwijs te volgen en tentamens af te leggen. Deze voorzieningen mogen geen onevenredige (financiële) belasting vormen voor de onderwijsinstelling, maar zij moeten wel doeltreffend zijn.
6.2.    De Afdeling stelt voorop dat het faciliteren van een Teams-verbinding niet zonder meer een voorziening is die een onevenredige (financiële) belasting vormt voor de onderwijsinstelling. Dit laat onverlet dat een onderwijsinstelling ook andere voorzieningen kan treffen die, gelet op de medische conditie en behoefte van de student, doeltreffend en passend kunnen zijn. Bij een keuze tussen meerdere voorzieningen die op het eerste gezicht passend en doeltreffend kunnen zijn, heeft de onderwijsinstelling beoordelingsruimte.
6.3.    Het CvB heeft ervoor gekozen om aan [appellante] in eerste instantie een Jabra-speaker ter beschikking te stellen. Op deze manier kan zij via een audioverbinding online deelnemen aan het onderwijs. Gelet op hetgeen bij de onderwijsinstelling bekend is over de medische conditie van [appellante], is de Afdeling van oordeel dat het CvB met het aanbieden van een Jabra-speaker voldoende voorziet in de inspanningsverplichting om [appellante] in staat te stellen om op een doeltreffende en passende manier aan het onderwijs deel te nemen. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat [appellante] er zelf voor heeft gekozen geen (nadere) medische informatie met het CvB te willen delen.
6.4.    Zoals [appellante] terecht stelt, biedt deze voorziening haar niet de mogelijkheid tijdens de les vragen aan de docenten te stellen. Het antwoord op de vraag of dit met de andere toegekende voorzieningen, zoals het op latere momenten stellen van vakinhoudelijke vragen, voldoende wordt gecompenseerd, kan alleen aan de hand van in de praktijk opgedane ervaring worden gegeven. Ter zitting is duidelijk geworden dat [appellante] tot nu toe in het geheel geen gebruik heeft gemaakt van deze voorziening of daarover in gesprek is getreden met de onderwijsinstelling. Daarmee heeft zij de onderwijsinstelling de mogelijkheid ontnomen om te evalueren of de voorziening doeltreffend en passend is.
6.5.    Over het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de Afdeling dat door de lockdown de opleiding werd gedwongen het didactisch model met actieve deelname, waarbij docenten voornamelijk rondlopen, heeft moeten inwisselen voor online lessen. Dit didactisch model is echter na de lockdown direct weer ingevoerd. De Afdeling volgt dan ook het standpunt van het CvB dat de twee situaties onvergelijkbaar zijn.
6.6.    Gelet op het voorgaande heeft het CvB terecht het standpunt ingenomen dat de directeur het verzoek om een Teams-verbinding mocht afwijzen. Het betoog slaagt niet.
Het verzoek om een nieuwe studentbegeleider
7.       [appellante] betoogt verder dat het CvB zich in strijd met de Wgbh/cz en het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (hierna: VN-verdrag Handicap) op het standpunt heeft gesteld dat de directeur haar verzoek om een nieuwe studentbegeleider kon afwijzen. Daarbij is deze afwijzing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel.
7.1.    De Afdeling stelt voorop dat het verzoek om een nieuwe studentbegeleider buiten de werkingssfeer van de Wgbh/cz en het VN-verdrag Handicap valt, aangezien dit geen voorziening is die strekt tot een doeltreffende aanpassing ter voorkoming van onderscheid tussen studenten met en zonder een handicap. De Afdeling overweegt verder dat het CvB in februari 2023 een nieuwe studentbegeleider aan [appellante] heeft toegewezen. Daarmee heeft zij echter geen contact opgenomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het CvB daarom terecht geconcludeerd dat de directeur haar verzoek om een nieuwe studentbegeleider kon afwijzen. Overigens heeft [appellante] sinds september 2023 contact met een nieuwe studentbegeleider. In zoverre is [appellante] alsnog in haar belang bij haar verzoek tegemoetgekomen. Het betoog slaagt niet.
Het verzoek om vrijstelling voor vakken
8.       [appellante] betoogt tot slot dat het CvB niet heeft onderkend dat zij door de beslissing van de directeur van 2 juni 2023 in een nadeligere rechtspositie is gekomen. Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius.
8.1.    Zoals door het CvB op de zitting bij de Afdeling is toegelicht, wordt per studiejaar beoordeeld voor welke vakken een student kan worden vrijgesteld van onderwijsverplichtingen. Uit de beslissing van 8 februari 2023 blijkt dat [appellante] voor studiejaar 2022-2023 is ontheven van de aanwezigheidsplicht en bijbehorende vervangende opdrachten. De beslissing van 2 juni 2023 betreft de vrijstelling voor vakken in het studiejaar 2023-2024. De beslissing van 8 februari 2023 ziet dus op een ander tijdvak dan de beslissing van 2 juni 2023. Er is daarom geen strijd met het verbod van reformatio in peius. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond. Het CvB hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door leden mr. J.E.M. Polak, mr. J.Th. Drop en mr. J.C.A. de Poorter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Polak
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
284-1062