ECLI:NL:RVS:2025:3672
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring van een vreemdeling
Op 6 augustus 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 5 december 2024. In deze zaak was betrokkene, een vreemdeling, op 13 november 2024 door de minister in bewaring gesteld. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en schadevergoeding toegekend. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling heeft overwogen dat de minister terecht in hoger beroep is gegaan, omdat het zicht op uitzetting naar Libië binnen een redelijke termijn ontbreekt. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de betrokken vreemdeling en de verantwoordelijkheden van de overheid in het kader van vreemdelingenbewaring.