ECLI:NL:RVS:2025:3574

Raad van State

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
202307900/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor verbouwing kantoorpand tot appartementen in Uithoorn

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van By The River B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 14 november 2023 het beroep van By The River tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn ongegrond heeft verklaard. Het college had op 18 maart 2022 besloten om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een kantoorpand aan de Amsteldijk Noord 35 te Uithoorn niet in behandeling te nemen. By The River had op 8 september 2021 een aanvraag ingediend voor het verbouwen van het pand tot 91 appartementen voor short-stay verblijf, maar het college vond de aanvraag onvolledig en heeft aanvullende gegevens gevraagd in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). De rechtbank oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over onvoldoende gegevens beschikte om op de aanvraag te beslissen. By The River heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag niet in behandeling mocht worden genomen en dat er geen vergunning van rechtswege was gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 mei 2025 ter zitting behandeld en op 30 juli 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat By The River niet volledig had voldaan aan de verzoeken om aanvullende gegevens. De Afdeling oordeelde ook dat de rechtbank de gronden van By The River inhoudelijk had behandeld, ook al in een andere volgorde dan door haar was beoogd. Het hoger beroep van By The River is ongegrond verklaard.

Uitspraak

202307900/1/R1.
Datum uitspraak: 30 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
By The River B.V., gevestigd in Diemen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2023 in zaak nr. 23/24 in het geding tussen:
By The River
en
het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2022 heeft het college besloten een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het verbouwen van een kantoorpand tot appartementen op het perceel aan de Amsteldijk Noord 35 te Uithoorn niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 11 november 2022 heeft het college het door By The River daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2023 heeft de rechtbank het door By The River daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft By The River hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
By The River en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2025, waar By The River, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R.C.V. Mans, advocaat in Amsterdam, en mr. J.L. Baar, advocaat in Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Kuiper, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is op 25 oktober 2021 ingediend. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Op 8 september 2021 heeft By The River een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een kantoorpand tot 91 appartementen voor short-stay verblijf. By The River heeft bij de aanvraag te kennen gegeven dat de investering van het project volledig met vreemd vermogen wordt gefinancierd. Het college heeft bij brief van 25 oktober 2021 By The River verzocht om aanvullende gegevens te verstrekken in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) en heeft haar daarvoor een hersteltermijn van acht weken gegeven. Het college heeft de beslistermijn met zes weken verlengd tot 9 februari 2022.
By The River heeft naar aanleiding van het verzoek van het college op 6 december 2021 nadere gegevens verstrekt. Op 28 januari 2022 heeft het college te kennen gegeven dat de nadere gegevens onvoldoende zijn om een inhoudelijk onderzoek op grond van de Wet Bibob uit te voeren. Zo ontbreken er volgens het college onder andere gegevens over het vreemde vermogen dat wordt aangetrokken ten behoeve van de financiering van het project. Het college heeft By The River opnieuw een hersteltermijn van zes weken gegeven om een ondertekende financieringsovereenkomst en objectieve en verifieerbare gegevens, waaruit volgt dat de financiering ook daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld, te overleggen. Op 25 februari 2022 en 4 maart 2022 heeft By The River nadere gegevens verstrekt.
Het college heeft op 18 maart 2022 vervolgens besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat deze volgens hem onvolledig is.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het over onvoldoende gegevens beschikte om op de aanvraag te beslissen. Het college was daarom volgens de rechtbank bevoegd om op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de aanvraag niet te behandelen. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat het college de aanvraag vóór het verstrijken van de beslistermijn buiten behandeling heeft gesteld, zodat geen vergunning van rechtswege is gegeven. By The River kan zich niet verenigen met de uitspraak en heeft daarom hoger beroep ingesteld.
Relevante wettelijke bepalingen
3.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Heeft de rechtbank zich beperkt tot de grondslag van het geding?
4.       By the River betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij primair heeft aangevoerd dat een vergunning van rechtswege is gegeven en subsidiair dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling heeft gelaten, onder meer omdat zij redelijkerwijs niet over de door het college gevraagde informatie kon beschikken. Anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, was haar primaire grond dus niet dat het college ten onrechte de beslistermijn heeft opgeschort. Ook heeft de rechtbank in de uitspraak de gronden van By The River niet accuraat geformuleerd, waardoor de rechtbank de aangevoerde gronden heeft beperkt. Volgens By the River staat de aangevallen uitspraak daarom op gespannen voet met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
4.1.    In artikel 8:69, eerste lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter uitspraak doet op de grondslag van het beroepschrift, de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. Op grond van het tweede lid vult de bestuursrechter ambtshalve de rechtsgronden aan.
4.2.    De rechtbank heeft overwogen dat By The River primair het standpunt heeft ingenomen dat het college ten onrechte de beslistermijn heeft opgeschort en dat zij subsidiair heeft aangevoerd dat het verzoek om het overleggen van een getekende financieringsovereenkomst onrechtmatig is, omdat zij hier niet over kon beschikken. De Afdeling constateert dat de rechtbank de door By the River aangevoerde gronden inhoudelijk heeft behandeld, zij het in een andere volgorde dan door haar was beoogd. De rechtbank heeft in de uitspraak ook een oordeel gegeven over de vragen of de aanvraag buiten behandeling mocht worden gelaten en of een vergunning van rechtswege is gegeven.
De door de rechtbank gehanteerde volgorde van behandeling van gronden is, anders dan By The River wellicht veronderstelt, in dit geval niet bepalend voor het inhoudelijke oordeel over die gronden. De vraag of de beslistermijn is opgeschort, is van belang voor het bepalen van de duur van de termijn waarbinnen het college dient te beslissen op de aanvraag. Om die reden is voor de beantwoording van de vraag of van rechtswege een omgevingsvergunning is gegeven van belang om vast te stellen of het college de beslistermijn heeft opgeschort en hoelang die opschorting duurde.
Dat By the River een andere volgorde van behandeling van haar gronden had beoogd, vormt, gelet op wat hiervoor is overwogen, als zodanig geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Dat geldt ook voor de wijze waarop de rechtbank de gronden heeft geformuleerd. Of de rechtbank een juist oordeel heeft gegeven over de bij haar aangevoerde gronden, zal de Afdeling hierna beoordelen.
In wat By The River heeft aangevoerd, ziet de Afdeling verder geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in strijd met artikel 8:69 van de Awb. De uitspraak is gedaan op de feitelijke grondslag van het beroep.
Het betoog treft geen doel.
Is een vergunning van rechtswege gegeven?
5.       By The River betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de omgevingsvergunning reeds daarvoor van rechtswege was gegeven, zodat het college op 18 maart 2022 niet meer bevoegd was om een besluit te nemen op de aanvraag. Omdat zij op 6 december 2021 en 25 februari 2022 de door het college gevraagde gegevens heeft verstrekt, is daarmee de opschorting van de wettelijke beslistermijn reeds geëindigd, zodat de omgevingsvergunning reeds van rechtswege is gegeven.
5.1.    Op de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.9 van de Wabo van toepassing. Het college moet binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag beslissen, maar kan deze termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. De beslistermijn wordt op grond van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb opgeschort gedurende de periode dat het college om aanvulling van de aanvraag heeft verzocht tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Is een besluit niet tijdig genomen, dan volgt uit artikel 3.9, derde lid, van de Wabo en artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, dat de omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven.
5.2.    Op 25 oktober 2021 heeft het college By The River verzocht om nadere gegevens te verstrekken over onder meer de financiering van het project. Op 6 december 2021 heeft By The River nadere gegevens verstrekt. By the River heeft in de brief van 6 december 2021 gemotiveerd verzocht om wat betreft de wijze van financiering te mogen volstaan met een verklaring van de bij deze vastgoedtransacties betrokken advocaat.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3150), is een aanvraag om een omgevingsvergunning pas aangevuld in de zin van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb als alle door het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb gevraagde aanvullende gegevens zijn aangeleverd.
Op 28 januari 2022 heeft het college aan By The River te kennen gegeven dat wat betreft de financiering van het project de op 6 december 2021 verstrekte nadere gegevens onvoldoende zijn om een inhoudelijk onderzoek op grond van de Wet Bibob uit te voeren. De door By The River verstrekte gegevens bieden onvoldoende informatie over de opbouw, omvang en herkomst van het vreemde vermogen waarmee zij het project wil financieren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat By The River met de op 6 december 2021 verstrekte gegevens niet volledig heeft voldaan aan het verzoek van het college om ontbrekende gegevens over de financiering te verstrekken. Nu niet volledig aan het verzoek van het college van 25 oktober 2021 is voldaan, is de beslistermijn gedurende de geboden hersteltermijn van acht weken opgeschort gebleven.
Bij de brief van 28 januari 2022 heeft het college By The River opnieuw verzocht om gegevens te verstrekken over onder andere de daadwerkelijke omvang en de herkomst van het vreemde vermogen dat wordt aangetrokken voor de financiering van het project. Het college heeft By The River expliciet verzocht om binnen zes weken een ondertekende financieringsovereenkomst te overleggen en objectieve en verifieerbare gegevens, waaruit volgt dat de financiering ook daadwerkelijk beschikbaar is of zal worden gesteld.
Op 25 februari 2022 en 4 maart 2022 heeft By The River aan het college nadere gegevens verstrekt. Zij heeft een indicatief kredietvoorstel van een financieringsinstelling ingebracht. De kredietsom is echter beduidend lager dan de door By The River in de aanvraag vermelde kosten van het project. Bij de River heeft daarbij voorts meegedeeld dat nog niet zeker was dat de uiteindelijke financiering ook bij de desbetreffende instelling zou worden ondergebracht. By The River heeft verder te kennen gegeven dat het gevraagde afschrift van een financieringsovereenkomst niet kan worden verstrekt. Ook kunnen er volgens haar, omdat er nog geen omgevingsvergunning is verleend, geen bescheiden worden aangeleverd waaruit blijkt dat de financiering daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld. Uit het voorgaande volgt dat By The River feitelijk dus geen afschrift van een financieringsovereenkomst heeft overgelegd en evenmin andere stukken waaruit blijkt dat, en door wie, de voor de realisatie van het project benodigde financiering daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld als de omgevingsvergunning wordt verleend. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat By The River in zoverre dus niet heeft voldaan aan het verzoek om nadere gegevens. De geboden hersteltermijn van zes weken is hiermee onbenut verstreken en de beslistermijn bleef gedurende die periode opgeschort.
Bij het ongebruikt verstrijken van de twee hersteltermijnen van in totaal 14 weken verliep de op 9 september 2021 gestarte en eenmaal met zes weken verlengde beslistermijn op 23 maart 2022. Het college was bevoegd om op 18 maart 2022 te beslissen op de aanvraag. Een vergunning van rechtswege is niet gegeven.
Het betoog treft geen doel.
Mocht het college besluiten de aanvraag niet te behandelen?
6.       By The River betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft besloten de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb niet te behandelen. De verstrekte gegevens waren volgens haar voldoende voor een toets op grond van de Wet Bibob. Zij voert aan dat dat zij redelijkerwijs niet over de door het college gevraagde gegevens kon beschikken en dat die daarom niet van haar gevraagd konden worden. Zij betoogt dat het college heeft gehandeld in strijd met het beginsel van contractsvrijheid door van haar te eisen dat reeds bij de aanvraag van de omgevingsvergunning een getekende financieringsovereenkomst wordt overgelegd. Ook is zij van opvatting dat het college hierbij misbruik van zijn bevoegdheid maakt en in strijd heeft gehandeld met het verbod op vooringenomenheid. Het buiten behandeling laten van de aanvraag acht zij in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Daarbij wijst zij op de grote financiële gevolgen die het besluit voor haar heeft.
Ook betoogt zij dat het college verder een omgevingsvergunning onder het voorbehoud van het overleggen van een getekende financieringsovereenkomst kunnen verlenen. Mocht achteraf bij het inzien van een getekende financieringsovereenkomst blijken dat de omgevingsvergunning verband houdt met strafbare feiten, dan kan die op grond van artikel 5.19 van de Wabo worden ingetrokken.
6.1.    Het college heeft de bij de aanvraag verstrekte gegevens onvoldoende geacht en heeft op 25 oktober 2021 en 28 januari 2022 aan By The River verzocht om nadere informatie te verstrekken over de wijze van financieren van het project. Dit heeft het college gedaan om een beoordeling te kunnen maken of er ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob dat de omgevingsvergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten. Zoals de rechtbank heeft overwogen is het om een dergelijke beoordeling te kunnen maken dus noodzakelijk dat het college de beschikking krijgt over zodanige informatie dat het kan oordelen over de mate waarin dat gevaar aanwezig is.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college de overlegging van getekende overeenkomsten tot geldlening heeft mogen verlangen. Daarbij betrekt de Afdeling dat het gebruikelijke vragenformulier bij aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, opgenomen in bijlage 2 van de Regeling Bibob-formulieren, ook vermeldt dat per financier en financiering een gewaarmerkte kopie van de financiële overeenkomst, een door alle partijen ondertekende overeenkomst, en per financiering stukken waaruit blijkt dat het geleende bedraag daadwerkelijk is ontvangen van de financier moeten worden overgelegd.
By The River heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk is een overeenkomst tot geldlening te sluiten voordat een omgevingsvergunning is verleend. Uit het indicatieve kredietvoorstel, dat zij heeft overgelegd, volgt dit ook niet. De desbetreffende kredietleverancier eist blijkens het kredietvoorstel eerst bij opname van gelden uit het bouwdepot de overlegging van die vergunning. Daarnaast valt niet in te zien dat een overeenkomst tot geldlening als hier aan de orde niet kan worden gesloten onder een ontbindende voorwaarde voor als de aangevraagde omgevingsvergunning niet wordt verleend. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het vragen van een ondertekende overeenkomst tot geldlening in strijd is met het beginsel van contractsvrijheid. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college door een dergelijke overeenkomst te vragen misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt of heeft gehandeld in strijd met het verbod op vooringenomenheid.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat de door By The River verstrekte gegevens over de wijze van financiering onvoldoende zijn om de beoordeling van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob te kunnen verrichten. Het indicatieve kredietvoorstel geeft immers onvoldoende informatie over de financiers en financiering van het project. Het college heeft de aanvraag dus onvolledig mogen achten. Het college is bij zijn besluitvorming terecht niet toegekomen aan de vraag of het buiten behandeling laten van de aanvraag voor By The River onevenredige gevolgen heeft. Voor een dergelijke afweging van belangen is bij een onvolledige aanvraag geen plaats.
Wat By The River verder naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet heeft mogen besluiten de aanvraag niet te behandelen. Dat een bevoegd gezag volgens By The River omgevingsvergunning zou kunnen verlenen met een voorbehoud, wat daar verder ook van zij, en op grond van artikel 5.19 van de Wabo een omgevingsvergunning kan intrekken, biedt zoals de rechtbank terecht heeft overwogen geen grond voor het oordeel dat de aanvraag niet wegens onvolledigheid buiten behandeling mocht worden gelaten. Een andersluidend oordeel zou immers een Bibob-beoordeling voorafgaand aan een besluit op een aanvraag om een omgevingsvergunning, zinledig maken. Dat het college van een andere gemeente hiertoe wel bereid zou zijn geweest, doet hieraan niet af.
Het betoog slaagt niet.
Is het besluit genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel?
7.       By The River betoogt dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld. Bij haar zijn gerechtvaardigde verwachtingen gewekt dat een omgevingsvergunning zou worden verleend. Daarbij wijst zij op een e-mailbericht van een ambtenaar van 22 mei 2019, een collegebesluit van 18 februari 2020 en op de met de gemeente op 23 februari 2021 gesloten een overeenkomst tot grondexploitatie. In die overeenkomst staat dat de gemeente zal bevorderen dat publiekrechtelijke medewerking tijdig zal worden verleend.
7.1.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
Vereist is dat de toezegging, andere uitlating of gedraging afkomstig is van het bevoegde bestuursorgaan of aan het bevoegde bestuursorgaan moet worden toegerekend. Van toerekening van een onbevoegde uitlating is sprake als de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1584).
7.2.    By The River heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college toezeggingen of andere uitlatingen heeft gedaan of gedragingen heeft verricht, waaruit zij mocht afleiden dat de omgevingsvergunning zal worden verleend. Uit de overeenkomst tot grondexploitatie, als het college daaraan al gebonden zou zijn, volgt dit niet. In artikel 6, vijfde lid, van deze overeenkomst staat dat de gemeente zich maximaal zal inspannen dat de in procedure te brengen omgevingsvergunning door de bevoegde instantie onherroepelijk wordt vastgesteld. In het negende lid staat dat de gemeente zal bevorderen dat publiekrechtelijke medewerking tijdig zal worden verleend. Uit dit lid kan echter, alleen al vanwege het begrip "bevorderen", dat ook duidt op een inspanningsverplichting, niet worden afgeleid dat een omgevingsvergunning zal worden verleend. Daarbij komt dat in het derde lid staat dat de door By The River in te dienen aanvraag om omgevingsvergunning dient te voldoen aan de eisen gesteld in wettelijke regelingen en dat in het veertiende lid staat dat de gemeente haar volledige publiekrechtelijke verantwoordelijkheid voor de procedures en besluitvorming behoudt.
By The River heeft verder niet geconcretiseerd waarom bij haar vertrouwen is gewekt door het e-mailbericht van een ambtenaar van 22 mei 2019 en een collegebesluit van 18 februari 2020. De Afdeling ziet in wat zij heeft aangevoerd daarom geen reden voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit op bezwaar is genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Conclusie en proceskosten
8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Heusden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025
163-1049
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:2
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
[…];
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
[…].
Artikel 4:15
1. De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan:
a. de aanvrager krachtens 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, of
[…].
Artikel 4:20b
1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
[…].
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 3.9
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. […].
2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn. Het doet daarvan tevens zo spoedig mogelijk mededeling op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
[…].
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Artikel 3
1. Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
a. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of
b. strafbare feiten te plegen.
[…].
Artikel 7a
[…];
2. De betrokkene verschaft het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak de gegevens en bescheiden om deze in staat te stellen tot het eigen onderzoek. Deze gegevens en bescheiden omvatten in ieder geval:
[…];
h. de wijze van financiering.
[…].
Regeling Bibob-formulieren
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
[…];
d. vragenformulier: een formulier als bedoeld in artikel 2;
[…].
Artikel 2
De formulieren voor het verstrekken van gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 30, eerste en derde lid, van de Wet Bibob, worden voor de hierna te noemen aangelegenheden als volgt vastgesteld:
[…];
b. voor beschikkingen inzake de verlening van vergunningen op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling;
[…].