ECLI:NL:RVS:2025:331

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202302700/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van een locatie voor een ondergrondse restafvalcontainer in Bergen

Op 14 maart 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen locatie BE-03 aan de Schumanlaan aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC). [appellant], die een opleidingscentrum voor psychologen exploiteert op het adres tegenover de ORAC, heeft beroep ingesteld tegen deze aanwijzing. Hij vreest dat de ORAC gevaarlijke verkeerssituaties veroorzaakt rond zijn inrit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 19 december 2024 behandeld. De Afdeling oordeelt dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC. De Afdeling heeft de beroepsgronden van [appellant] beoordeeld, waaronder de locatiecriteria en de onveilige verkeerssituatie. De Afdeling concludeert dat de ORAC niet voor de inrit van [appellant] staat en dat de Schumanlaan niet als een drukke doorlopende weg kan worden aangemerkt. De Afdeling heeft ook de alternatieve locaties die [appellant] heeft voorgesteld beoordeeld, maar oordeelt dat deze niet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college had moeten afzien van de aanwijzing. De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

202302700/1/R1.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Bergen (NH),
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen (NH),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2023 heeft het college onder meer locatie BE-03 (hierna: de aangewezen locatie) aan de Schumanlaan in Bergen aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.K. Reijke, rechtsbijstandverlener in Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door S. Conijn en M. Engel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De ORAC is inmiddels geplaatst langs de Schumanlaan. Naast de ORAC liggen vier parkeerplaatsen. Schuin tegenover de ORAC aan de overkant van de weg ligt de inrit naar [locatie]. [appellant] woont op dit adres en exploiteert hier een opleidingscentrum voor psychologen, waar onder meer trainers, trainees en patiënten naartoe komen. [appellant] is het niet eens met de plaatsing van de ORAC, omdat hij vreest dat de ORAC gevaarlijke verkeerssituaties veroorzaakt rond zijn inrit.
Toetsingskader
2.       Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.
Conclusie
3.       De Afdeling is van oordeel dat het beroep ongegrond is. De Afdeling zal dit oordeel hierna motiveren aan de hand van de beroepsgronden van appellant. Dat doet zij in deze volgorde:
- Locatiecriteria;
- Onveilige verkeerssituatie;
- Alternatieve locaties;
- Herhaling en inlassing zienswijze.
Locatiecriteria
4.       [appellant] betoogt dat de aangewezen locatie niet voldoet aan locatiecriteria 2.5, 2.8 en 4.5 in artikel 9 van het "Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Bergen 2011".
4.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de aangewezen locatie wel aan de locatiecriteria voldoet.
4.2.    De genoemde locatiecriteria luiden als volgt:
"2.5: De inzamelvoorziening moet zo mogelijk NIET direct aan een doorlopende (drukke) weg worden gesitueerd, tenzij voldoende opstelruimte is om zonder belemmering van het doorgaande verkeer de inzamelvoorziening te legen.
[…]
2.8: De inzamelvoorziening bevindt zich niet voor een inrit, carport of garage.
[…]
4.5: De inzamelvoorziening mag niet direct aan een doorlopende weg worden gesitueerd, tenzij voldoende opstelruimte aanwezig is om zonder belemmering van het doorgaande verkeer de inzamelvoorziening te legen."
4.3.    De Afdeling is van oordeel dat aan de genoemde locatiecriteria is voldaan. Daarvoor is van belang dat de ORAC niet voor de inrit van [appellant] staat, maar daar schuin tegenover aan de overzijde van de weg. De inrit wordt dus niet geblokkeerd door de ORAC. Verder is niet aannemelijk dat de Schumanlaan een drukke doorlopende weg is. De Schumanlaan is namelijk doodlopend.
Het betoog slaagt niet.
Onveilige verkeerssituatie
5.       [appellant] betoogt dat de plaatsing van de ORAC op de aangewezen locatie een onveilige verkeerssituatie veroorzaakt. In dit kader voert [appellant] aan dat de ORAC een verkeersaantrekkende werking heeft en dat zijn inrit regelmatig wordt geblokkeerd door gebruikers van de ORAC die hun auto stilzetten tijdens het deponeren van afval. Ook verwijst [appellant] naar de op 16 mei 2023 uitgebrachte notitie "Locatie ondergrondse restafvalcontainer orac BE-03" dat in opdracht van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. is verricht door PRANA Consult (hierna: het eerste verkeersrapport). Volgens het eerste verkeersrapport is er te weinig bewegingsruimte rondom de ORAC voor verkeer dat de inrit op- en afrijdt. Ook is er te weinig rekening gehouden met de hoeveelheid verkeer dat de inrit op- en afrijdt en het feit dat niet alle bezoekers van het opleidingscentrum bekend zijn met de verkeerssituatie ter plaatse. Tot slot verwijst [appellant] naar de op 20 november 2024 uitgebrachte notitie "Aanwijzingsbesluit locatie Ondergrondse RestAfvalContainer ORAC BE-03" dat in opdracht van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. is verricht door PRANA Consult (hierna: het tweede verkeersrapport). Volgens het tweede verkeersrapport wordt rond de inrit van [appellant] vaker in de berm geparkeerd door de plaatsing van de ORAC. Ook is er een GFT-container achter de ORAC geplaatst, wat volgens het tweede verkeersrapport de verkeersonveiligheid versterkt.
5.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de plaatsing van de ORAC geen onveilige verkeerssituatie veroorzaakt.
5.2.    In deze procedure gaat het om de aanwijzing van een locatie voor een ORAC. De keuze van het gemeentebestuur om voor de inzameling van restafval gebruik te maken van ORAC’s, ligt niet ter beoordeling voor. Wanneer de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, beoordeelt de Afdeling in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor de omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook betrekking hebben op nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals toename van verkeer van en naar een ORAC. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2320. De Afdeling zal daarom enkel beoordelen of locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden maken dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om de locatie niet aan te wijzen.
5.3.    De Afdeling is van oordeel dat [appellant] dergelijke locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij is allereerst van belang dat de weg niet smaller wordt door de plaatsing van de ORAC. Het college heeft toegelicht dat de weg ter plaatse 4,5 m breed is. Anders dan het eerste verkeersrapport stelt, is dus aannemelijk dat de Schumanlaan breed genoeg is om stilstaande auto’s bij de ORAC te passeren. Verder is aannemelijk dat de verkeersaantrekkende werking van de ORAC zeer beperkt is. Uit de toelichting van het college volgt namelijk dat slechts 32 huishoudens een pas hebben waarmee de ORAC kan worden geopend. Ter zitting heeft het college bovendien toegelicht dat er gemiddeld 3,5 zakken per dag in de ORAC worden geworpen. Daarnaast is niet aannemelijk dat een groot aantal auto’s de inrit op- en afrijdt, aangezien het opleidingscentrum een bedrijf aan huis is. Verder stelt de Afdeling vast dat iemand die de inrit op- of afrijdt onbelemmerd zicht heeft op de weg. Het is dus niet aannemelijk dat een verkeerssituatie ontstaat die gevaarlijk is voor bezoekers die ter plaatse niet bekend zijn. Het parkeren in de berm is een kwestie van handhaving die in deze zaak niet aan de orde kan komen. Tot slot is de plaatsing van de GFT-container niet geregeld in het aanwijzingsbesluit. De plaatsing van de GFT-container staat dus los van het aanwijzingsbesluit en kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog slaagt niet.
Tussenconclusie
6.       Gelet op de voorgaande overwegingen is de Afdeling van oordeel dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.
Alternatieve locaties
7.       [appellant] betoogt dat ter hoogte van Schumanlaan 13 een ORAC kan worden geplaatst en dat dat een geschiktere locatie is voor het plaatsen van een ORAC dan de aangewezen locatie. Volgens [appellant] is de loopafstand voor bewoners even groot als bij de aangewezen locatie en staat de ORAC hier niet tegenover een inrit. Verder is er geen parkeerdruk en is de locatie even goed toegankelijk. Een ander alternatief is volgens [appellant] het plaatsen van een ORAC aan zowel het begin van de Schumanlaan als ter hoogte van Schumanlaan 13. Volgens [appellant] heeft de extra ORAC aan het begin van de Schumanlaan als voordeel dat bewoners aan het begin van de Schumanlaan niet naar het doodlopende deel van de wijk hoeven te rijden om hun afval te deponeren.
7.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de alternatieven van [appellant] minder geschikt zijn dan de aangewezen locatie.
7.2.    In overweging 6 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. De alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
7.3.    De alternatieven van [appellant] zijn naar het oordeel van de Afdeling niet zodanig geschikter dan de aangewezen locatie dat het college die locaties had moeten aanwijzen. Over het plaatsen van een ORAC bij Schumanlaan 13 heeft het college toegelicht dat dan een groter deel van de bewoners richting het doodlopende deel van de wijk moet rijden om de alternatieve locatie te bereiken. Dit vindt het college onwenselijk, omdat dit voor meer verkeer in de wijk kan zorgen. Dat is niet onredelijk. Het college heeft verder toegelicht dat het plaatsen, ledigen en onderhouden van een tweede ORAC aan het begin van de Schumanlaan extra kosten met zich mee brengt, terwijl één ORAC voldoende is volgens het college. Ook dat is niet onredelijk.
Het betoog slaagt niet.
Herhaling en inlassing zienswijze
8.       [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Proceskosten
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025
703-1126