ECLI:NL:RVS:2025:3200
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Arslan, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 augustus 2024. De verzoeker heeft op 24 april 2025 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de minister aan verzoeker is tegemoetgekomen door hem alsnog de gevraagde verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Dit betekent dat er aanleiding is om de minister te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft besloten dat de minister de proceskosten moet vergoeden, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2025 door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.