202306686/1/R3.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellante B], [appellante C] en [appellant D], allen wonend in Oldeberkoop, gemeente Ooststellingwerf (hierna: [appellant A] en anderen),
appellanten
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 september 2023 in zaak nr. 22/1824 in het geding tussen:
[appellant A] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2021 heeft het college aan maatschap een omgevingsvergunning verleend voor het in strijd met de beheersverordening Overige Dorpen 2014 plaatsen van een stelling met daarin twee silo's voor het perceel [locatie 1] te Oldeberkoop.
Bij besluit van 31 maart 2022 heeft het college de door [appellant A] en anderen daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 11 september 2023 heeft de rechtbank de door [appellant A] en anderen daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 23 januari 2025, waar partijen niet zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 22 juni 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. [appellant A] en anderen zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning voor de silo’s op het agrarische perceel gelegen aan de [locatie 1]. [appellant C] en [appellant D] wonen naast het perceel waarop de silo’s geplaatst zijn aan de [locatie 2]. [appellant A] en [appellant [appellant B] wonen er tegenover aan de [locatie 3]. [appellant A] en anderen vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. [appellant A] en anderen hebben onvoldoende geobjectiveerd op welke wijze er voor hen een onaanvaardbaar leefklimaat ontstaat. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het plan passend is bij de agrarische bestemming die bij het perceel hoort en dat de locatie van het plan valt binnen het aaneengesloten bouwgebied op het perceel, waar bebouwing is toegestaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van de door [appellant A] en anderen gestelde strijdigheden of onrechtmatigheden.
4. De gronden die [appellant A] en anderen in hoger beroep hebben aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant A] en anderen hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8.1, 9.2 en 10.1 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025