ECLI:NL:RBNNE:2023:4454

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
22/1824
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van twee silo's in Oldeberkoop

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 11 september 2023, is de omgevingsvergunning voor de bouw van twee silo's door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf beoordeeld. Eisers, wonende in Oldeberkoop, hebben beroep ingesteld tegen de verleende vergunning, die op 29 juni 2021 was afgegeven. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij zij de motivering van het college heeft beoordeeld en de relevante wet- en regelgeving in acht heeft genomen. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te verlenen, ondanks de bezwaren van eisers over het woon- en leefklimaat en de locatie van de bouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder de aanvraag correct heeft ingediend en dat de vergunning in overeenstemming is met de geldende regels. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de onaanvaardbaarheid van het leefklimaat en de toepassing van de begrippen voorerf en achtererf verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de locatie van de silo's binnen de agrarische bestemming valt en dat de bouwhoogte van de silo's niet onaanvaardbaar is. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en het betaalde griffierecht niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1824

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaken tussen

[eiser], eisers sub 1,

[eiser],eisers sub 2,
uit Oldeberkoop, eisers
(hierna gezamenlijk: eisers)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, hierna de noemen het college
(gemachtigde: J.T. van Bergen).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
Maatschap T. Hof en G.H. Ruitenberguit Oldeberkoop (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de door het college aan de vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een stelling met daarin twee silo’s met een bouwhoogte van 9 meter hoog.
1.1.
Met het bestreden besluit van 31 maart 2022 op de bezwaren van eisers heeft het college de motivering van het besluit aangevuld en is het college voor het overige bij het verlenen van de vergunning gebleven.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het door de rechtbank toegekende zaaknummer ziet op beide door eisers sub 1 en 2 ingestelde beroepen. De rechtbank behandelt de beroepen derhalve gezamenlijk onder één dossiernummer. De rechtbank heeft de beroepen op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eisers sub 1 zijn eigenaar van perceel [adres] en eisers sub 2 zijn eigenaar van perceel [adres] te Oldeberkoop.
2.1.
Op 22 juni 2021 heeft vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor een stelling met daarin twee silo’s voor het perceel [adres] te Oldeberkoop (hierna: het plan).
2.2.
Bij besluit van 29 juni 2021 heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het plan. Het gaat om de activiteit planologisch strijdig gebruik. De activiteit bouwen is volgens het college op grond van artikel 3 bijlage II Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) vergunningsvrij. Het plan voldoet niet aan de bouwregels van de beheersverordening Overige Dorpen 2014 (hierna: beheersverordening) en het college heeft besloten de stelling met daarin de silo’s toe te staan op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub º1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid uit 8.1 en 8.2 van de beheersverordening.
2.3.
Eisers hebben op 12 augustus 2021 bezwaar ingediend tegen het besluit van 29 juni 2021 en hun bezwaarschriften op 3 maart 2022 mondeling toegelicht op de hoorzitting. De commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) heeft op 7 maart 2022 een advies aan het college uitgebracht. De commissie heeft geadviseerd om de motivering van het besluit van 29 juni 2021 aan te vullen.
2.4.
In het bestreden besluit heeft het college de motivering van het besluit van 29 juni 2021 aangevuld en de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
3. Eisers hebben beide beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de aan de vergunninghouder verleende omgevingsvergunning Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepen ongegrond zijn
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is vergund?
6. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de overschrijding van de bouwhoogte met 3 meter voor een stelling met daarin twee silo’s. Ter zitting heeft het college nader toegelicht dat de silo’s in de stelling staan en zijn bevestigd met bouten. De stelling is zo ontworpen (met een maatvoering qua hoogte en breedte) dat de mengvoerwagen voor het vee er onderdoor kan rijden.
Wat is in geschil?
7. In geschil is of het college in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het verlenen van de omgevingsvergunning en of voor het onderdeel bouwen eveneens een omgevingsvergunning is vereist.
7.1.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de wetgever het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder º1 van de Wabo een bevoegdheid met beslissingsruimte heeft toegekend bij de beslissing om af te wijken van de beheersverordening. Bij de beslissing om toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van de beheersverordening een omgevingsvergunning te verlenen, moet het college de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of een aanvraag om een omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot het verlenen van de vergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de weigering van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
8. Eisers betogen dat de locatie waar het plan voor is vergund, zorgt voor een onaanvaardbaar leefklimaat voor eiser sub 2. Het plan wordt vergund binnen de beschermende cirkel van 100 meter. Het woon- en leefklimaat van eisers sub 2 wordt daarmee onaanvaardbaar.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor eiser sub 2 tot gevolg heeft. De rechtbank is in dit verband allereerst van oordeel dat eisers onvoldoende en evenmin met objectieve stukken aannemelijk hebben gemaakt op welke wijze er voor hen een onaanvaardbaar leefklimaat ontstaat. Verder stelt het college zich op goede gronden op het standpunt dat het plan ingevolge de beheersverordening ziet op een perceel met een agrarische bestemming en heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat het plan passend is bij die activiteiten die daar bij horen. De locatie van het plan valt eveneens binnen het aaneengesloten bouwgebied op het perceel, waar bebouwing is toegestaan. [1] Tussen partijen is verder niet in geschil dat het plan valt onder de definitie van een ander bouwwerk, als bedoeld in artikel 1.6 jo. 4.2.8 jo. 8.1 onder b beheersverordening. De rechtbank acht bij de beoordeling of er sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ook relevant dat het plan enkel ziet op de bouwhoogte vanaf 6 meter tot 9 meter hoog en alleen deze omstandigheid in de beoordeling kan worden meegenomen. Het argument van eisers sub 2 dat het plan niet binnen 100 meter afstand van het perceel van eisers mag worden gerealiseerd, slaagt gelet op het voorgaande evenmin.
Achtererf
9. Eisers betogen dat de door het college gebezigde woorden voorerf en achtererf van toepassing zijn in een woonwijk en niet voor een agrarisch bedrijf. Om die reden kan enkel aan de noordzijde van het perceel en niet aan de zuidwestelijke kant van het perceel een vergunning worden verleend.
9.1.
De rechtbank vat de beroepsgrond van eisers zo op dat de locatie waar het plan op ziet niet valt onder het achtererf als bedoeld in de aanhef van artikel 3, onderdeel 6 bijlage II Bor en om die reden het plan voor de activiteit bouwen niet onder het vergunningvrij regime valt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de locatie waar van het plan op ziet onder het achtererf van het perceel van vergunninghouder. De locatie waar het plan op ziet, bevindt zich schuin achter de voorste schuur, die één geheel vormt met de woning daarvoor en valt daarmee ruim achter het vereiste van 1 meter achter de voorkant van het hoofdgebouw. Verder is niet in geschil dat er sprake is van een agrarisch perceel en dat het plan gezien moet worden als een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 3, onderdeel 6, onder a, van het Bor. [2] De activiteit bouwen valt daarmee onder het vergunningvrije regime. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Overige door eisers gestelde strijdigheden
10. Eisers betogen dat de commissie in strijd met artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, op basis van onjuiste gegevens een advies heeft uitgebracht aan het college. Eisers wijzen op de omstandigheden dat in de periodes 1996 en 2002 – 2004 door de (toen) nieuwbouw van het bedrijf van de vergunninghouder de 100 meter-grens richting eiser sub 2 is overschreden. Het college heeft daarmee de volledige heroverweging in bezwaar, mede gelet op de omstandigheid dat de uitgebreide procedure niet van toepassing is en het recht tot het indienen van een zienswijze dan niet geldt, onjuist uitgevoerd. Eisers zetten in het beroepschrift verder uiteen dat het college het Wetboek van Strafrecht overtreedt. Er is sprake van bedrog, dit is strafbaar. Ook wordt de vergunninghouder begunstigd, ook dit is strafbaar. Eisers betogen verder dat de vergunning nietig is op grond van 3:39 BW. Ook betogen eisers dat alle in het verleden gedane uitspraken van rechterlijke instanties dienen te worden herroepen.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van de door eisers gestelde strijdigheden of onrechtmatigheden. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de commissie enkel heeft geadviseerd en derhalve geen besluit heeft genomen. Verder blijkt voor de rechtbank duidelijk dat het bestreden besluit door het college is genomen, zodat het betoog van eisers faalt. Verder is de rechtbank gebleken zoals ook ter zitting is besproken, dat het plan waarop de vergunning is afgegeven, is getoetst aan de geldende bestuursrechtelijke wet- en regelgeving. In de Wabo is een afwijkingsbevoegdheid gecreëerd om van de beheersverordening af te wijken. Eisers hebben dit als zodanig ook niet bestreden. Voorts zijn de in het verleden verleende vergunningen onherroepelijk geworden, zodat deze vergunningen in rechte vaststaan. Dat is een gegeven waarvan ook in de procedure moet worden uitgegaan. Tot slot liggen alle door eisers genoemde artikelen gerelateerd aan het strafrecht of het civiele rechtin deze bestuursrechtelijke procedure niet ter toetsing voor. De betogen van eisers slagen dan ook niet.
11. Het bestreden besluit is in overeenstemming met het recht. Het college heeft in redelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning kunnen overgaan.

Conclusie

12. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
12.1. griffier
12.2. rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit omgevingsrecht
Bijlage II
Artikel 1
In deze bijlage wordt verstaan onder:
achtererfgebied:erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
Artikel 3
(…)
Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet is niet vereist, indien deze activiteit betrekking heeft op:
(…)
6) een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering, voor zover het betreft:
a. een silo, of
(…)
Beheersverordening overige dorpen 2014
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.6
ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde
1.9
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde
1.16
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.17
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel
Artikel 4 Bouwregels
4.2.8
Andere bouwwerken
Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bouwwerken gelden de volgende regels:
(…)
een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 6 meter hebben.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
(…)
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

Voetnoten

1.ABRvS 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2749.
2.ABRvS 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1945.