ECLI:NL:RVS:2025:3080
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Op 9 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 5 maart 2025 het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 24 oktober 2024, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd, niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het beroep tegen een aanvullend besluit van 21 januari 2025 ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Meijerink, heeft hoger beroep ingesteld omdat hij het niet eens was met de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 9 oktober 2024. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.