ECLI:NL:RVS:2025:3060

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
202501247/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 21 januari 2025 de aanvraag afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag op 24 februari 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.L.M. Janssen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De minister heeft in reactie op het hoger beroep een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat een taalanalyse geen wezenlijke bijdrage kan leveren aan het vaststellen van de herkomst en nationaliteit van de appellant. De minister heeft terecht opgemerkt dat dialectverschillen binnen het Tigrinya niet automatisch impliceren dat een taalanalyse zinvol is. Voordat een taalanalyse tot betrouwbare resultaten kan leiden, moet er eerst onderzocht worden of er sprake is van een taalonderscheid dat samenvalt met de relevante staatkundige grenzen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen eenduidig beeld bestaat van dialectkenmerken die iemand binnen of buiten de grenzen van Eritrea kunnen plaatsen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501247/1/V3.
Datum uitspraak: 7 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 februari 2025 in zaak nr. NL25.3311 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H.L.M. Janssen, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat een taalanalyse geen wezenlijke bijdrage kan leveren aan het vaststellen van de herkomst en nationaliteit van appellant. De minister heeft zich in haar schriftelijke uiteenzetting hierover terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat er dialectverschillen binnen het Tigrinya bestaan, niet automatisch betekent dat een taalanalyse zinvol is. Voordat een taalanalyse tot betrouwbare resultaten kan leiden, moet namelijk worden onderzocht of er sprake is van een taalonderscheid dat redelijk samenvalt met de staatkundige grenzen die voor het asielbesluit relevant zijn. Er bestaat echter geen eenduidig beeld van dialectkenmerken die iemand binnen of buiten de grenzen van Eritrea kunnen plaatsen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Trappen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2025
985