202302935/1/A3.
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Winterswijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2023 in zaak nr. 21/3265 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend in Winterswijk,
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2020 heeft de burgemeester de woning van [wederpartij] van 14 december 2020 tot en met 3 januari 2021 gesloten.
Bij besluit van 2 juni 2021 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1436, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 juni 2021 vernietigd, het besluit van 7 december 2020 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 23 mei 2025.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 29 oktober 2020 heeft de politie naar aanleiding van een melding over vuurwerk een controle uitgevoerd in de woning van [wederpartij] en op het bijbehorende erf. Daar is een grote hoeveelheid illegaal zwaar vuurwerk aangetroffen. De politie heeft hiervan een bestuurlijke rapportage opgesteld waarin is vermeld dat in totaal 260 kilogram illegaal zwaar vuurwerk is aangetroffen in de schuur, schuurzolder, keuken, trapkast en op de zolder van de woning. Ook trof de politie op de zolder van de schuur een gaspistool aan. Het vuurwerk en het gaspistool zijn op dezelfde dag in beslag genomen. Het vuurwerk valt onder professioneel vuurwerk en de opslag daarvan moet aan veiligheidsvoorwaarden voldoen. Daarbij geldt een veiligheidsafstand zoals opgenomen in bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit. Hierin staat dat geen kwetsbare objecten in een straal van 400 meter om de opslag aanwezig mogen zijn. Zowel aan de veiligheidsvoorwaarden als aan de veiligheidsafstand is niet voldaan. In een straal van 400 meter om de opslag zijn namelijk 1.686 kwetsbare objecten te vinden. 1.592 daarvan zijn woningen.
2. Naar aanleiding van deze bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester de woning van [wederpartij] gesloten van 14 december 2020 tot en met 3 januari 2021 op grond van de artikelen 174, artikel 174a, eerste lid, en 175, eerste lid, van de Gemeentewet. Volgens de burgemeester vormt de aanwezigheid van illegaal vuurwerk een ernstige bedreiging voor [wederpartij] en zijn gezin en voor de openbare orde en bestond ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde rond de jaarwisseling. In het besluit op bezwaar is de sluiting van de woning alleen gebaseerd op artikel 174a van de Gemeentewet.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet niet bevoegd was om de woning van [wederpartij] te sluiten. De opslag van het vuurwerk zorgde namelijk niet voor verschillende vormen van overlast waardoor de openbare orde ernstig werd verstoord.
Beoordeling van het hoger beroep
Artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet
4. De burgemeester betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet niet bevoegd was om de woning van [wederpartij] te sluiten. Hiertoe voert hij aan dat zich een situatie voordeed die gevaarlijk was voor de gezondheid en veiligheid van [wederpartij] en omwonenden. Er was niet voldaan aan de opslag- en afstandsvoorwaarden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit. Ook acht de burgemeester aannemelijk dat in ieder geval een deel van het vuurwerk zou worden verkocht. De burgemeester acht daarbij ook aannemelijk dat [wederpartij] wederom illegaal vuurwerk zal opslaan.
5. Artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet, luidt: "De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord."
5.1. De Afdeling deelt het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester in dit geval niet bevoegd was om de woning van [wederpartij] op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet te sluiten. De Afdeling kan zich vinden in de onder 6.2. tot en met 6.5. opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daar aan toe dat de enkele aanwezigheid van illegaal vuurwerk - hoe ernstig dat ook is - op zichzelf niet kan worden aangemerkt als langdurige overlast en daarmee ook niet als een verstoring van de openbare orde zoals bedoeld in artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet. De Afdeling verwijst hierbij naar haar uitspraak van 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2402. Het betoog slaagt niet.
Artikelen 174 en 175 van de Gemeentewet
6. De burgemeester betoogt ook dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij op grond van de artikelen 174 en 175 van de Gemeentewet bevoegd was om de woning van [wederpartij] te sluiten.
6.1. De burgemeester heeft aan zijn besluit van 2 juni 2021 alleen artikel 174a van de Gemeentewet ten grondslag gelegd. De artikelen 174 en 175 van de Gemeentewet zijn daarom in de beroepsfase niet aan de orde gekomen. De rechtbank heeft terecht uitsluitend een oordeel gegeven over de vraag of de burgemeester artikel 174a van de Gemeentewet mocht gebruiken om de woning van [wederpartij] te sluiten. De burgemeester kan in hoger beroep niet de grondslag van zijn besluitvorming aanpassen.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
8. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
9. Gelet op artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt van de burgemeester griffierecht geheven.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. bepaalt dat van de burgemeester van Winterswijk een griffierecht van € 548,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025
735-990