ECLI:NL:RVS:2025:2818
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en hoger beroep
In deze zaak heeft de Raad van State op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was afgewezen op 15 augustus 2023. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 25 oktober 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 21 mei 2024 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Pals, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Raad van State verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.