ECLI:NL:RVS:2025:2542

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
202303048/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot verwijdering van politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 april 2023 het verzoek van [appellant] tot verwijdering van zijn politiegegevens heeft afgewezen. De korpschef van politie had op 16 december 2021 het verzoek tot verwijdering van de politiegegevens, geregistreerd onder registratienummer PL 1500 2020381282, afgewezen. Deze gegevens waren opgenomen in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) naar aanleiding van een melding over geschreeuw uit de woning van [appellant] en twee daaropvolgende huisbezoeken door de politie. De rechtbank oordeelde dat de korpschef het verzoek terecht had afgewezen, omdat de verwerking van deze gegevens noodzakelijk was voor de goede uitoefening van de dagelijkse politietaak.

Tijdens de zitting op 14 mei 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat de registratie onjuist was en dat er geen geschreeuw in zijn woning was. De Afdeling oordeelde echter dat de registratie van politiegegevens noodzakelijk is voor de informatievoorziening van politieagenten en dat het verwijderen van deze gegevens zou leiden tot ondermijning van de informatiepositie van de politie. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpschef geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.

Uitspraak

202303048/1/A3.
Datum uitspraak: 4 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 april 2023 in zaak nr. 22/694 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie (hierna: de korpschef).
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2021 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] tot verwijdering van zijn politiegegevens op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) afgewezen.
Bij uitspraak van 4 april 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2025, waar [appellant] en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. J. Bruinsma, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft verzocht om verwijdering van politiegegevens die over hem zijn verwerkt onder registratienummer PL 1500 2020381282 over een incident van [datum] 2020. De politiegegevens zijn opgenomen in de Basisvoorziening Handhaving (hierna: BVH) en zijn geregistreerd naar aanleiding van een melding over geschreeuw uit de woning van [appellant] en twee daaropvolgende huisbezoeken door de politie. Bij besluit van 16 december 2021 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] tot verwijdering van de registratie afgewezen, omdat het noodzakelijk is om deze gegevens te verwerken voor de goede uitoefening van de dagelijkse politietaak.
2.       Zoals ter zitting bij de Afdeling en ook al eerder door de rechtbank is toegelicht, kan het in deze procedure over een besluit op een verzoek tot verwijdering van de politiegegevens alleen gaan over de vraag of de korpschef de over [appellant] verwerkte politiegegevens op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wpg had moeten verwijderen of afschermen. De Afdeling kan daarom niet oordelen over wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, zoals over hoe er bij het incident van 18 december 2020 is gehandeld en de daaropvolgende klachtafhandeling bij de politie.
Wettelijk kader
3.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Uitspraak van de rechtbank
4.       Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef het verzoek van [appellant] terecht afgewezen. Zij overweegt hiertoe dat politieagenten worden geïnformeerd door de registraties in de BVH over wat zich allemaal heeft afgespeeld tijdens een incident en de verrichtte handelingen door politieagenten. Als deze informatie niet wordt geregistreerd en zou worden verwijderd kan dit leiden tot ondermijning van de informatiepositie van de politie. Het registreren van de gebeurtenissen van 18 december 2020 en het bewaren en gebruiken van die gegevens in de BVH zijn daarom niet in strijd met een wettelijk voorschrift, aldus de rechtbank. Om die reden heeft de korpschef het verzoek om verwijdering van de politiegegevens, gelet op artikel 28, tweede lid, van de Wpg, terecht afgewezen.
Hoger beroep
5.       In hoger beroep betoogt [appellant] in de kern, en voor zover hij dat ter zitting bij de Afdeling heeft gehandhaafd en het valt binnen de onder 2 beschreven reikwijdte van deze zaak, dat de politiegegevens over de huisbezoeken van 18 december 2020 moeten worden verwijderd, omdat zij onjuist zijn geregistreerd. Er was geen geschreeuw in zijn woning en wat in de BVH staat klopt niet. Er is dus sprake van een nepmelding en [appellant] wil daarmee niet geassocieerd worden.
Beoordeling
6.       De Afdeling stelt voorop dat de BVH een incidentregistratiesysteem is dat kan worden geraadpleegd door politieagenten en op deze manier bijdraagt aan de informatievoorziening voor de goede uitvoering van de dagelijkse politietaak. Hoewel de Afdeling begrijpt dat [appellant] de registratie van de huisbezoeken op 18 december 2020, en de vermelding van de aanleiding daarvoor als vervelend ervaart, is het opnemen van een dergelijke registratie noodzakelijk voor de goede uitvoering van de dagelijkse politietaak, als bedoeld in artikel 8 van de Wpg. Zulke registraties in de BVH informeren politieagenten over wat zich allemaal heeft afgespeeld tijdens een incident met betrekking tot een bepaalde persoon en/of op een bepaald adres en welke handelingen in dat kader door politieagenten zijn verricht. Als deze informatie niet wordt geregistreerd en zou worden verwijderd kan dit leiden tot ondermijning van de informatiepositie van de politie. Deze informatie kan immers van belang zijn bij toekomstige gebeurtenissen met betrekking tot bijvoorbeeld dezelfde persoon of op hetzelfde adres. Met de informatie kan duiding worden gegeven aan deze toekomstige gebeurtenissen en kan de handelwijze en bejegening daarop worden afgestemd. Daarmee zijn de registraties ter zake dienend en noodzakelijk voor de dagelijkse uitvoering van de politietaak. Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4765), onder 7.2. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de verwerking van de politiegegevens niet in strijd is met een wettelijk voorschrift en daarom niet verwijderd hoeft te worden.
Het betoog slaagt niet.
6.1.    [appellant] betoogt verder dat de registratie onjuist is. Hij betwist echter niet dat de politie op 18 december 2020 huisbezoeken bij hem heeft afgelegd nadat een melding van overlast was gedaan. Dat die melding zelf mogelijk vals was, zoals [appellant] stelt, laat onverlet dat de politie de inhoud van de melding moet registreren als aanleiding voor de huisbezoeken. Dat de weergave van de feitelijke politiehandelingen of de verdere feitelijke inhoud van de registratie niet klopt, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt. De agenten mochten verder hun eigen indruk over de huisbezoeken bij [appellant] registreren in de BVH (vergelijk voormelde uitspraak van 20 november 2024, onder. 7.1). Dat die indruk als gevolg van de medische aandoening van [appellant] mogelijk onjuist is geweest, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, laat onverlet dat ook de registratie van indrukken om de hiervoor beschreven redenen nodig is voor de dagelijkse politietaak. Zoals besproken ter zitting bij de Afdeling, kan [appellant] desgewenst de korpschef verzoeken om een aanvullende verklaring bij de registratie op te nemen, waarin hij zijn visie geeft over de mogelijke relatie tussen de beschreven indruk en feitelijke gang van zaken en zijn medische aandoening.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025
802-1158
BIJLAGE
Wet politiegegevens
Artikel 8
1 Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
(…)
Artikel 28
1 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor afscherming als:
a. de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, in welk geval de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene informeert voordat de afscherming wordt opgeheven, of
b. de gegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
(…)