ECLI:NL:RVS:2025:252

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
202407251/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 8 december 2023 werd genomen. De staatssecretaris heeft de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 2 december 2024 uitspraak deed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

Uitspraak

202407251/1/V3.
Datum uitspraak: 24 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 2 december 2024 in zaak nr. NL23.38774 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 2 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, advocaat in Helmond, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, onder 4.4 tot en met 4.13, over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2025
347-1017