ECLI:NL:RVS:2025:251

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
202405248/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel voor een vreemdeling

Op 24 januari 2025 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 augustus 2024. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 6 juli 2023 plaatsvond. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, maar de minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de risico's voor vreemdelingen die terugkeren naar Afghanistan na verblijf in het Westen. De Raad oordeelde dat er geen bewijs is dat deze vreemdelingen een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer. De minister hoefde daarom geen nader onderzoek te doen naar de risico's voor deze groep. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Raad van State de eerdere beslissing van de rechtbank heroverweegt en tot een andere conclusie komt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

202405248/1/V2.
Datum uitspraak: 24 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 augustus 2024 in zaak nr. NL23.19959 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 14 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J.H. Hoven-Kohl, advocaat in Maastricht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4648, onder 12 tot en met 12.2, heeft de Afdeling geoordeeld dat uit informatie uit openbare bronnen niet volgt dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, alleen al om die reden een reëel risico op ernstige schade lopen als zij vrijwillig terugkeren naar Afghanistan. Vreemdelingen die vrijwillig terugkeren naar Afghanistan na een verblijf in het Westen, zijn daarom niet aan te merken als groep die een reëel risico op ernstige schade loopt. De minister betoogt terecht dat hij geen nader onderzoek hoeft te doen naar de risico’s voor Afghaanse vreemdelingen die terugkeren uit Europa. De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 14 augustus 2024 in zaak nr. NL23.19959;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K. Veen, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Veen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2025
986