ECLI:NL:RVS:2025:2402
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 26 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing vond plaats bij besluit van 1 september 2023, dat later werd aangevuld op 17 september 2024. De rechtbank Den Haag had op 15 april 2025 het beroep van verzoeker tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna verzoeker in hoger beroep ging en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, na het in overweging nemen van de argumenten van verzoeker, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 907,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 mei 2025, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. B. Meijer, met mr. J.W. Prins als griffier.