ECLI:NL:RVS:2025:211

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
202304854/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid burgemeester tot sluiting van woning en schuur in verband met drugsvondst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die de sluiting van de woning en schuur van [appellant] door de burgemeester van Nuenen heeft bevestigd. De burgemeester had op 9 mei 2022 besloten om de woning en schuur voor drie maanden te sluiten na de vondst van 120 kg hennep en 36,5 kg hasjiesj in de schuur, die diende als opslagplaats voor een coffeeshop in Eindhoven. De rechtbank oordeelde dat de sluiting gerechtvaardigd was op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De erven van [appellant] betogen echter dat er geen verband was tussen de woning en de schuur, en dat de burgemeester alleen bevoegd was om de schuur te sluiten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 december 2024. De Afdeling oordeelt dat er geen zodanige relatie bestaat tussen de woning en de schuur dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De burgemeester was wel bevoegd om de schuur te sluiten, gezien de omstandigheden van de drugsvondst. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de erven wordt gegrond verklaard, waarbij de sluiting van de woning onterecht is bevonden. De burgemeester wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

202304854/1/A3.
Datum uitspraak: 22 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de erven van [appellant],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 21 juni 2023 in zaak nr. 22/2905 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Nuenen.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2022 heeft de burgemeester besloten om de woning en de schuur aan de [locatie] in Nuenen voor drie maanden te sluiten.
Bij besluit van 25 oktober 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. Na het instellen van hoger beroep is hij overleden. De erven hebben het hoger beroep voortgezet.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 11 december 2024 behandeld, waar de erven van [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. P.J.A. van de Laar, advocaat in Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.J. de Laat en Z. Baouch, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] was eigenaar van de woning en de schuur aan de [locatie] in Nuenen. Op dat adres was ook zijn boomkwekerij gevestigd. In het kader van een lopend opsporingsonderzoek heeft de politie op 9 februari 2022 in de schuur met ondergrondse ruimte 120 kg hennep en 36,5 kg hasjiesj gevonden. Gebleken is dat in deze schuur de voorraad van een coffeeshop in Eindhoven was opgeslagen. De bevindingen heeft de politie vastgelegd in de bestuurlijke rapportages van 24 februari en 31 maart 2022. De burgemeester heeft naar aanleiding daarvan besloten om de woning en de schuur op grond van artikel 13b van de Opiumwet en overeenkomstig de Beleidsregel voor bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020 voor drie maanden te sluiten. De rechtbank heeft die sluiting in stand gelaten.
Waarom zijn de erven van [appellant] het niet met de rechtbank eens?
2.       De erven van [appellant] betogen dat de burgemeester alleen bevoegd was om de schuur te sluiten. Er was namelijk geen verband tussen de woning en de schuur. In de woning is niets aangetroffen dat te maken had met de aangetroffen drugs in de schuur. De rechtbank heeft dat volgens hen niet onderkend.
Daarnaast betogen de erven dat de burgemeester niet van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik had mogen maken. De bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet is er juist om hinderlijke handel vanuit woningen aan banden te leggen. Van een dergelijke situatie was geen sprake. De schuur diende als opslagplaats voor de drugs voor een coffeeshop in Eindhoven en met welke coffeeshop [appellant] zelf verder geen betrokkenheid had. Er was geen overlast en niemand wist dat er op deze plaats drugs voor de coffeeshop lagen opgeslagen. Het was daarom niet noodzakelijk om tot sluiting over te gaan. De sluiting had daarnaast ook grote gevolgen voor [appellant]. Hij had de schuur nodig voor zijn boomkwekerij en hij moest ’s nachts toezicht houden op het terrein. Daarnaast is geen rekening gehouden met zijn financiële situatie. Hij kon elders geen woonruimte huren. Verder had hij kosten om zijn drie honden ergens anders te laten verblijven. De honden waren daarnaast nodig voor de bewaking van het terrein. De burgemeester heeft ook geen rekening gehouden met de gezondheidstoestand van zijn voormalige vriendin, zijn dochter en hemzelf. Zijn dochter moest een operatie ondergaan wegens een hondenbeet en hijzelf leed aan kanker.
Beoordeling van het hoger beroep
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
3.       De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De drugs zijn aangetroffen in de schuur. In geschil is of er een zodanige relatie tussen de schuur en de woning was dat de burgemeester om die reden ook bevoegd was om de woning te sluiten.
3.1.    In de rechtspraak van de Afdeling is als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid tot sluiting zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen. Vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3947, onder 11.
3.2.    Woning en schuur staan op hetzelfde omheinde perceel op een afstand van negen meter van elkaar. Op basis daarvan heeft de rechtbank overwogen dat er een zodanige relatie tussen de woning en schuur bestaat dat die bouwwerken als één geheel moeten worden beschouwd. De Afdeling volgt de rechtbank hierin niet. Dat de woning en de schuur op hetzelfde omheinde perceel op deze afstand van elkaar liggen, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat de woning en schuur als één geheel moeten worden beschouwd. De schuur is niet bouwkundig met de woning verbonden en was dus ook zelfstandig toegankelijk. Evenmin is sprake van omstandigheden die duiden op een functionele samenhang. In de schuur lagen verder alleen materialen opgeslagen voor de boomkwekerij. Er is niets dat er op wijst dat de schuur op enigerlei wijze met de woonfunctie was verbonden of mede ten dienste van de woning stond of vice versa. De Afdeling wijst er daarnaast op dat er in dit geval alleen in de schuur drugs aangetroffen zijn en dat in de woning of elders op het perceel geen daaraan gerelateerde goederen aangetroffen zijn.
3.3.    De conclusie is dat er geen zodanige relatie tussen woning en schuur bestaat dat deze als één geheel moeten worden beschouwd. Dit betekent dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet bevoegd was om de woning te sluiten. Anders dan de burgemeester op de zitting bij de Afdeling heeft betoogd, maakt het feit dat het om een grote hoeveelheid drugs ging en dus om een ernstige overtreding niet dat hij om die reden toch van de samenhang mocht uitgaan of anderszins bevoegd was de woning te sluiten. Hij was wel bevoegd om de schuur te sluiten.
Het betoog slaagt.
Heeft de burgemeester gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de schuur te sluiten?
4.       Voor wat betreft de noodzaak om tot sluiting van de schuur over te gaan, verwijst de Afdeling naar overweging 22 van de aangevallen uitspraak. De Afdeling neemt die overwegingen over. De erven van [appellant] hebben tijdens de zitting bij de Afdeling erkend dat de grote hoeveelheid drugs interessant kan zijn voor derden in het criminele circuit. Vanwege de grote hoeveelheid drugs mocht de burgemeester uitgaan van een risico op overvallen en andere veiligheidsrisico’s, zoals ook de rechtbank heeft aangenomen. Daarin ligt het belang van de burgemeester om de functie en mogelijke bekendheid van deze locatie in de keten van drugshandel weg te nemen.
4.1.    Tegenover het belang van de burgemeester stonden destijds de nadelige gevolgen die [appellant] zou ondervinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De gevolgen die [appellant] naar voren heeft gebracht, hangen samen met de mogelijkheid om van zijn woning gebruik te kunnen maken. Aangezien onder 3.3 al is geoordeeld dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, behoeven die nadelige gevolgen in dit kader geen bespreking meer. Het gaat alleen nog om de nadelige gevolgen die [appellant] zou ondervinden van het sluiten van zijn schuur. Die bestonden eruit dat hij de schuur tijdelijk niet kon gebruiken als opslagplaats voor zijn machines en apparatuur voor de boomkwekerij. Die gevolgen zijn beperkt. Daarbij is ook van belang dat [appellant] een verwijt treft, omdat hij wist dat er in de schuur drugs lagen opgeslagen.
4.2.    Gelet op de beperkte nadelige gevolgen van de sluiting van de schuur en het feit dat [appellant] een verwijt treft, heeft de burgemeester het belang bij sluiting van de schuur zwaarder mogen laten wegen. De burgemeester heeft daarom gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de schuur te sluiten.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de erven van [appellant] tegen het besluit van 25 oktober 2022 gegrond verklaren. Dat besluit dient te worden vernietigd voor zover de burgemeester daarbij de sluiting van de woning voor drie maanden heeft gehandhaafd. De Afdeling zal het besluit van 9 mei 2022 herroepen voor zover de burgemeester daarbij de sluiting van de woning voor drie maanden heeft bevolen. De burgemeester had alleen de schuur mogen sluiten. Daarnaast zal de Afdeling bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Proceskosten
6.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant van 21 juni 2023 in zaak nr. 22/2905;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van de burgemeester van Nuenen van 25 oktober 2022, kenmerk 1235299, voor zover de burgemeester daarbij de sluiting van de woning voor drie maanden heeft gehandhaafd;
V.       herroept het besluit van de burgemeester van Nuenen van 9 mei 2022, kenmerk 1143552, voor zover de burgemeester daarbij de sluiting van de woning voor drie maanden heeft bevolen;
VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 25 oktober 2022;
VII.     veroordeelt de burgemeester van Nuenen tot vergoeding van bij de erven van [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 647,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII.    veroordeelt de burgemeester van Nuenen tot vergoeding van bij de erven van [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX.      gelast dat de burgemeester van Nuenen aan de erven van [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 458,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Meerman, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Meerman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025
960