ECLI:NL:RVS:2025:189
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had op 15 januari 2025 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 3 januari 2025 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond had verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 19 juni 2024 afgewezen.
In het verzoek om voorlopige voorziening vroeg de vreemdeling de voorzieningenrechter om te bepalen dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 1 februari 2025 achterwege blijft. De voorzieningenrechter oordeelde dat, omdat de hogerberoepstermijn nog niet was verstreken, het noodzakelijk was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter besloot dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen op 1 februari 2025 niet door mocht gaan totdat er een definitieve uitspraak was gedaan op het hoger beroep.
Daarnaast werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten werd vastgesteld op € 907,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. R.D. Salverda, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.