ECLI:NL:RVS:2025:1882
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 18 november 2024 een aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 31 maart 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 april 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist. Daarnaast is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die in dit geval € 907,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Koelman, griffier.