ECLI:NL:RVS:2025:1766
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 17 maart 2022. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond bij besluit van 1 september 2022, aangevuld op 21 maart 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep van de appellant op 22 mei 2024 ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Özkara, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 april 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 februari 2025, waarin dezelfde rechtsvraag is behandeld. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 april 2025.