ECLI:NL:RVS:2025:176

Raad van State

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
202404056/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, een moeder en haar dochter, die de Syrische nationaliteit bezitten. Op 16 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdelingen waren eerder in het bezit van een dergelijke vergunning, maar zijn eind oktober 2018 teruggekeerd naar Syrië en hebben in juni 2022 opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. De rechtbank Den Haag heeft op 4 juni 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep hebben ingesteld, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.M.G. Crompvoets.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 januari 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de vreemdelingen een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Syrië. De rechtbank heeft niet onderkend dat de minister geen duidelijk standpunt heeft ingenomen over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdelingen, met name over de situatie van de echtgenoot en vader van de vreemdelingen. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de besluiten van de staatssecretaris, en verklaart het hoger beroep gegrond. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen.

Uitspraak

202404056/1/V2.
Datum uitspraak: 21 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 juni 2024 in zaken nrs. NL24.4949 en NL24.4951 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 16 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 juni 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M.M.G. Crompvoets, advocaat in Beek, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de Syrische nationaliteit en zijn moeder (hierna: appellante 1) en dochter (hierna: appellante 2) van elkaar. Zij zijn op 6 april 2018 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in het kader van nareis bij hun zoon en broer, geldig vanaf 9 januari 2018 tot en met 9 januari 2023. Niet in geschil is dat zij eind oktober 2018 vanuit Nederland zijn teruggekeerd naar hun voormalige woonplaats in Barzeh, Damascus, en begin juni 2022 vanuit daar weer zijn teruggekeerd naar Nederland. De vreemdelingen hebben op 10 juni 2022 de huidige asielaanvraag ingediend. De vreemdelingen hebben in deze procedure verklaard dat zij zijn teruggekeerd, omdat de oudste zoon van appellante 1 vermist was en dat haar andere dochter, die op dat moment negentien jaar was, daardoor alleen in Syrië verbleef.
1.1.    Voor zover de sinds eind 2024 veranderde situatie in Syrië relevant zou kunnen zijn voor deze zaak, kan de Afdeling die situatie, gelet op het toetsingskader in deze zaak, niet bij haar oordeel betrekken.
2.       In de uitspraak van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3175, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister in zijn beleid, neergelegd in paragraaf C7/33.4.4 van de Vc 2000 ten tijde van belang, uitgaat van een juiste bewijslastverdeling in de individuele beoordeling van het reële risico op ernstige schade voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar en van dat land zijn gereisd, de zogenoemde teruggekeerde Syriërs. Dit betekent dat het deel van het hogerberoepschrift waarin de vreemdelingen in algemene zin klagen over het beleid voor teruggekeerde Syriërs, faalt.
3.       In het overige deel van het hoger beroep klagen de vreemdelingen terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de door de minister gemaakte beoordeling van het reële risico op ernstige schade niet deugdelijk is gemotiveerd. Weliswaar heeft de minister een aantal omstandigheden rondom de terugkeer in die beoordeling betrokken en daarover ook terecht gesteld dat deze afbreuk doen aan het reële risico op ernstige schade bij terugkeer, maar de minister heeft niet voldoende duidelijk gemaakt welke verklaringen hij wel en niet geloofwaardig acht.
3.1.    De vreemdelingen klagen allereerst terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister in de besluitvorming geen duidelijk standpunt heeft ingenomen over de vraag of het geloofwaardig is dat de echtgenoot en vader van de vreemdelingen daadwerkelijk een van de gemartelde en gedode personen uit de zogenoemde Caesar-documenten is en over de vraag wat dat betekent voor de door de vreemdelingen gestelde dreiging die uit zou gaan van de achternaam van appellante 2. Ten tweede, klagen de vreemdelingen terecht dat de rechtbank had moeten oordelen dat de minister niet aan zijn standpunt over de te verwachten problemen bij terugkeer ten grondslag heeft mogen leggen dat appellante 2 tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet laten zien van haar identiteitsdocument bij de uitreis in 2022. De door de minister in het verweerschrift van 27 maart 2024 geciteerde verklaringen van appellante 2 dat zij haar identiteitskaart bij de controlepost in Syrië moest laten zien, heeft hij namelijk ten onrechte opgevat als een verklaring over de uitreis in 2022, terwijl die verklaringen gaan over de periode van voor haar uitreis in 2022, waarbij zij geen gebruik maakte van een reisagent. Ook in het nader gehoor wordt in de verklaringen van de vreemdelingen verschil gemaakt tussen wat er gebeurde bij de controleposten in Syrië en de uitreis in 2022. Van tegenstrijdige verklaringen is op dit punt dus geen sprake.
3.2.    Gelet op wat onder 3.1 is overwogen, is het aan de minister om opnieuw en aan de hand van de aannemelijk gemaakte verklaringen van de vreemdelingen, alsnog een deugdelijke en inzichtelijke beoordeling van het reële risico op ernstige schade te maken. De minister moet daarbij ook ingaan op de individuele situatie van appellante 2, namelijk de omstandigheid dat zij inmiddels meerderjarig is. Daarnaast zal de minister deze nieuwe beoordeling moeten maken tegen de achtergrond van de dan actuele situatie in Syrië.
3.3.    Gelet op het voorgaande, slagen grieven 1, 3 en 4. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De beroepen zijn gegrond en de besluiten van 16 januari 2024 worden vernietigd. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 juni 2024 in zaken nrs. NL24.4949 en NL24.4951;
III.      verklaart de beroepen gegrond;
IV.      vernietigt de besluiten van 16 januari 2024, V-[…] en V-[…];
V.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. M. Den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.C.S. Heinen, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Heinen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2025
984