ECLI:NL:RVS:2025:1746
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake rijgeschiktheid na rijden onder invloed van drugs
In deze zaak heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op 14 maart 2024 aan [appellant] een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid opgelegd, omdat hij volgens de politie onder invloed van drugs een auto heeft bestuurd. [appellant] erkent dat hij onder invloed was van drugs, maar betwist dat hij de auto bestuurde op 12 februari 2023. Het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2024, waarin het beroep van [appellant] tegen de beslissing van het CBR van 6 juli 2023 ongegrond is verklaard.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 10 april 2025, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak de uitspraak van de rechtbank bevestigde. De rechtbank had gemotiveerd ingegaan op de gronden die [appellant] in beroep had aangevoerd, en [appellant] heeft in hoger beroep geen nieuwe redenen aangedragen die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen. De Afdeling concludeert dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld en dat de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, waaruit blijkt dat [appellant] de bestuurder was, als juist moeten worden aangenomen.
De Afdeling heeft ook vastgesteld dat het CBR geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van rijgeschiktheid in gevallen van rijden onder invloed, en benadrukt het belang van de bewijsvoering in dergelijke procedures.