Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft een mededeling ontvangen van de Politie Eenheid Rotterdam-Rijnmond (de politie) aangaande een verkeersincident dat op 12 februari 2023 heeft plaatsgevonden.Uit het proces-verbaal van 12 februari 2023 blijkt dat eiser die dag vermoedelijk onder invloed van drugs betrokken was bij een verkeersongeval. Verweerder vermoedt op basis hiervan dat eiser als houder van een geldig rijbewijs niet voldoet aan de eisen van geschiktheid. Verweerder heeft eiser daarom verplicht mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid en in het bijzonder naar zijn drugsgebruik.De geldigheid van het rijbewijs van eiser is geschorst in ieder geval tot de uitslag van het onderzoek.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs en de oplegging van het onderzoek naar zijn geschiktheid. Hij betwist dat hij op 12 februari 2023 onder invloed van drugs een auto heeft bestuurd. Hij erkent die dag drugs te hebben gebruikt en onder invloed te zijn geweest, maar stelt dat [naam] de auto heeft bestuurd. Hijzelf heeft plaatsgenomen op de bijrijdersstoel. Dit blijkt ook uit een Whatsapp-gesprek dat zij een dag later met elkaar hebben gevoerd. Verder stelt eiser dat hij een van de politieagenten ter plaatse herkende als zijnde de politieagent die hem had aangehouden bij een eerder incident op 17 juni 2022. Toen een andere politieagent eiser de vraag stelde of hij de bestuurder van de auto was, zou deze politieagent daarop hebben geantwoord: ‘natuurlijk heeft hij gereden, want de vorige keer reed hij ook al onder invloed’. Dat hijzelf tegenover de politie zou hebben verklaard dat hij de auto bestuurde, is onjuist. Als hij dat al zou hebben gedaan, was dat omdat hij tijdens het verhoor nog onder invloed was van drugs. In dat geval moet zijn verklaring onbetrouwbaar worden geacht. Verder vormt drugsgebruik geen essentieel onderdeel van zijn leven en is er dus geen sprake van drugsmisbruik. Dit is erkend door de psycholoog die het door verweerder opgelegde onderzoek naar zijn geschiktheid leidde. Tot slot wijst eiser erop dat verweerder geen verdere maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de mededeling over het incident van 17 juni 2022. Hieruit kan worden opgemaakt dat het door verweerder verplichte onderzoek onnodig en onterecht is geweest.
4. De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid is een bestuursrechtelijke maatregel. De wetgever vindt het ter bevordering van de verkeersveiligheid noodzakelijk om deelname aan een dergelijk onderzoek in bepaalde gevallen te kunnen afdwingen, los van een eventuele strafrechtelijke procedure. In een bestuursrechtelijke procedure als deze gelden andere bewijsregels dan in een strafrechtelijke procedure.Voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid is het voldoende dat het op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat de betrokkene onder invloed als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden.
6. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er geen sprake is van drugsmisbruik en dit ook zou zijn erkend door de psycholoog die het door verweerder opgelegde onderzoek leidde, overweegt de rechtbank het volgende. In deze procedure staat de vraag centraal of verweerder terecht heeft besloten tot de schorsing van het rijbewijs van eiser en de verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar zijn geschiktheid. Zoals in voorgaande rechtsoverweging al is overwogen, is het daartoe voldoende indien op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser onder invloed als bestuurder van een motorvoertuig is opgetreden. De rechtbank zal de beroepsgronden van eiser dan ook uitsluitend binnen dat kader beoordelen.
7. De politie heeft verweerder een mededeling rijvaardigheid en rijgeschiktheid gestuurd naar aanleiding van een incident in de middag van 12 februari 2023. Volgens de politie was eiser als bestuurder van een personenauto die dag betrokken bij een verkeersongeval, waarbij zijn voertuig op de snelweg tegen de vangrail is gereden en tot stilstand is gekomen. De politie heeft ter plaatse bij eiser een speekseltest afgenomen, die een indicatie gaf voor de stof cocaïne. Ook werd een Psychomotorische test afgenomen, hetgeen leidde tot een verdenking van een gedraging in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994). Verder bleek uit de uitslag van het bloedonderzoek dat de stof GHB bij eiser is aangetroffen, met een waarde van 120 microgram per liter bloed.
8. Eiser betwist niet de juistheid van bovenstaande testresultaten en erkent in de middag van 12 februari 2023 onder invloed te zijn geweest van drugs. Eiser ontkent echter dat hij onder invloed van drugs een motorrijtuig heeft bestuurd.
9. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2023 blijkt dat twee politieagenten op 12 februari 2023 een melding kregen van een centralist van het Operationeel Centrum dat rechts op de A29 ter hoogte van hectometerpaaltje 19.9 een auto tegen de vangrail aan zou staan. Toen de twee politieagenten ter plaatse kwamen, zagen ze inderdaad een auto tegen de vangrail aan staan. Eiser zat op dat moment naast de auto in het gras. Er waren verder geen andere personen aanwezig. Bij eiser werden opvallende uiterlijke kenmerken waargenomen, waaronder kleine pupillen, strakke kaken, knarsende tanden, spastische lichamelijke bewegingen en onsamenhangende spraak. Na het uitvoeren van verschillende onderzoeken werd eiser aangehouden en overgebracht naar bureau Oud-Beijerland voor verhoor. Uit het proces-verbaal van verhoor van diezelfde dag blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij geen drugs had gebruikt, maar dat hij wel een auto had bestuurd. Op de vraag van de verbalisant of hij in staat was om een voertuig te besturen, antwoordde eiser dat dit het geval was.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van deze processen-verbaal en overweegt dan ook dat op basis daarvan met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan dat eiser op 12 februari 2023 onder invloed van drugs bestuurder was van een motorvoertuig. Van belang daarbij is dat volgens vaste jurisprudentie in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt evenzeer voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.De stelling van eiser dat een van de politieagenten zou hebben aangegeven dat eiser de bestuurder was van het voertuig en hij dit zelf nooit heeft verklaard, is daartoe onvoldoende. In dat kader wordt overwogen dat eiser tijdens het verhoor op politiebureau, waarbij de betreffende politieagent niet aanwezig was, ondubbelzinnig heeft verklaard dat hij als bestuurder van de auto heeft opgetreden. Dit strookt ook met de constatering uit het proces-verbaal van bevindingen dat behalve eiser geen andere personen bij zijn auto zijn aangetroffen. Het betoog van eiser dat hij tijdens het verhoor nog onder invloed was en aan zijn verklaringen daarom weinig waarde moet worden toegekend, heeft verweerder terzijde mogen schuiven. Eiser is blijkens het proces-verbaal van verhoor immers akkoord gegaan met de inhoud ervan door ondertekening daarvan. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat eiser niet in staat was een verklaring af te leggen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het in de situatie dat eiser de volgende dag besefte dat zijn verklaring niet klopte het voor de hand had gelegen dit diezelfde dag bij de politie te melden en uit de doeken te doen hoe het dan volgens hem wel was gegaan. Eiser is echter pas in de bezwaarfase van deze procedure met een alternatieve lezing van het incident gekomen.
11. De ter zitting afgelegde verklaring van [naam] en het door eiser ingebrachte Whatsapp-gesprek met [naam] leiden evenmin tot de conclusie dat niet kan worden uitgegaan van de juistheid van de processen-verbaal. Hoewel op de zitting is vastgesteld dat eiser een dag na het incident inderdaad met [naam] heeft gecommuniceerd en de inhoud van het gesprek de indruk lijkt te wekken dat eiser niet had opgetreden als bestuurder, kan [naam] als zijnde een vriendin van eiser niet worden gekwalificeerd als een objectieve getuige. Niet valt uit te sluiten dat zij dit gesprek gezamenlijk hebben gefabriceerd met het oogmerk om eiser buiten schot te houden. Vanwege diezelfde reden kan de verklaring van [naam] eiser niet baten. De rechtbank hecht meer waarde aan de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
12. Met de vaststelling dat eiser als bestuurder onder invloed was van drugs waarbij het gehalte in zijn bloed hoger was dan de toegestane grenswaarde, was verweerder verplicht om hem een onderzoek naar zijn geschiktheid op te leggen en om de geldigheid van zijn rijbewijs te schorsen.De toepasselijke bepalingen uit de Wvw 1994 en de Regeling laten geen ruimte om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden daarvan af te wijken. De rechtbank kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen hiervan onevenredig uitwerken.Eiser heeft daartoe gesteld dat het onderzoek naar zijn drugsgebruik onnodig was omdat verweerder niets heeft gedaan met de mededeling van het incident van 17 juni 2022. Verweerder heeft echter afdoende gemotiveerd dat ten tijde van deze mededeling de wettelijke termijn van zes maanden al was verstreken en er daarom niets meer mee kon worden gedaan.Verdere feiten of omstandigheden die maken dat verweerder de Regeling buiten toepassing had moeten laten, zijn door eiser gesteld noch gebleken.