ECLI:NL:RVS:2025:1738
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel
Op 18 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025. In deze zaak was betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat in Maastricht, in beroep gegaan tegen het besluit van de minister van 18 december 2024, waarin hem de toegang tot Nederland werd geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend, maar de minister ging in hoger beroep.
De Raad van State oordeelde dat de minister terecht in hoger beroep ging tegen het oordeel van de rechtbank. De Afdeling stelde vast dat het Justitieel Complex Schiphol op het moment van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, zoals vereist onder artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. Hierdoor was de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig, en de grief van de minister slaagde.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste toepassing van de Opvangrichtlijn in het kader van grensdetentie.