ECLI:NL:RVS:2025:1738

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000044
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel

Op 18 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025. In deze zaak was betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat in Maastricht, in beroep gegaan tegen het besluit van de minister van 18 december 2024, waarin hem de toegang tot Nederland werd geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel werd opgelegd. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend, maar de minister ging in hoger beroep.

De Raad van State oordeelde dat de minister terecht in hoger beroep ging tegen het oordeel van de rechtbank. De Afdeling stelde vast dat het Justitieel Complex Schiphol op het moment van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, zoals vereist onder artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. Hierdoor was de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig, en de grief van de minister slaagde.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste toepassing van de Opvangrichtlijn in het kader van grensdetentie.

Uitspraak

BRS.25.000044
Datum uitspraak: 18 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025 in zaak nr. NL24.52092 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2024 heeft de minister betrokkene de toegang tot Nederland geweigerd en hem een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 14 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat in Maastricht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden ten tijde van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.        De grief slaagt.
2.        Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.        vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025 in zaak nr. NL24.52092;
III.        verklaart het beroep ongegrond;
IV.        wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025
1020