ECLI:NL:RVS:2025:1737

Raad van State

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000041
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering toegang tot Nederland en vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak heeft de minister van Asiel en Migratie op 17 december 2024 besloten om betrokkene de toegang tot Nederland te weigeren en hem een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 14 januari 2025 het beroep gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 april 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat de minister terecht in hoger beroep ging tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol op het moment van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, zoals vereist door artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken van 29 januari 2025 en 26 februari 2025 ter ondersteuning van haar oordeel.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 april 2025.

Uitspraak

BRS.25.000041
Datum uitspraak: 18 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025 in zaak nr. NL24.52087 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2024 heeft de minister betrokkene de toegang tot Nederland geweigerd en hem een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 14 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, advocaat in Maastricht heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden ten tijde van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.        De grief slaagt.
2.        Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.        vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 januari 2025 in zaak nr. NL24.52087;
III.        verklaart het beroep ongegrond;
IV.        wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2025
1020-