ECLI:NL:RVS:2025:1705

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202303015/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inzage in politiegegevens en de volledigheid van de zoekslag door de korpschef

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 maart 2023 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde en het besluit van de korpschef van politie van 20 november 2020 vernietigde. Dit besluit betrof een verzoek van [appellant] om inzage in over hem verwerkte politiegegevens, dat gedeeltelijk was toegewezen. [appellant] wilde duidelijkheid over hoe zijn gegevens door samenwerkingspartners binnen het Regionale Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) waren gedeeld, in het kader van een fiscaal strafrechtelijke procedure. De korpschef voerde aan dat hij met een aanvullende zoekslag volledig aan het verzoek van [appellant] had voldaan, maar [appellant] betwistte de volledigheid van deze zoekslag. De rechtbank oordeelde dat de korpschef voldoende had gedaan om aan de inzageverplichting te voldoen, maar [appellant] bleef van mening dat er meer gegevens beschikbaar moesten zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 februari 2025 en concludeerde dat de korpschef inderdaad volledig had voldaan aan de inzageverplichting. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202303015/1/A3.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2023 in zaak nr. 20/8210 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2020 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om inzage in over hem verwerkte politiegegevens gedeeltelijk toegewezen.
Bij uitspraak van 24 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 november 2020 vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 februari 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. de Groot, advocaat in Den Haag, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. M.W. van Nijendaal, advocaat in Arnhem, en J. Bruinsma, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft verzocht om inzage van zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 25 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). Met dit verzoek wil [appellant] duidelijkheid krijgen hoe de samenwerkingspartners binnen het desbetreffende Regionale Informatie- en Expertisecentrum (hierna: RIEC) onderling zijn gegevens hebben gedeeld, zodat hij kan achterhalen hoe er volgens hem onjuiste verdenkingen tegen hem zijn gerezen in het kader van een fiscaal strafrechtelijke procedure. In het besluit van 20 november 2020 heeft de korpschef dit verzoek gedeeltelijk toegewezen. Naar aanleiding van de mondelinge behandeling in beroep heeft de korpschef een aanvullende zoekslag verricht. De korpschef stelt zich op het standpunt dat hij met de aanvullende zoekslag volledig aan het verzoek van [appellant] is tegemoetgekomen. Volgens [appellant] is ook de aanvullende zoekslag onvolledig geweest.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft de korpschef op de zitting van 9 maart 2022 in de gelegenheid gesteld een extra zoekslag te verrichten in het kader van de zorgvuldigheid van het onderzoek. Op 2 mei 2022 heeft de korpschef laten weten dat deze zoekslag nog een aantal stukken en e-mails heeft opgeleverd. [appellant] heeft gebruik gemaakt van zijn recht op inzage en daarna meegedeeld dat hij zijn beroep handhaaft.
3.       De rechtbank heeft daarna vastgesteld dat de korpschef door tijdens het beroep aanvullende stukken ter inzage te leggen na het verrichten van een extra zoekslag, voor een deel tegemoet is gekomen aan de klacht over de zoekslag in het beroep van [appellant]. Het beroep is in zoverre dus gegrond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef in dit geval daarmee in beroep alsnog volledig aan zijn verplichtingen op grond van artikel 25 van de Wpg voldaan. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de korpschef, gelet op de door de korpschef voor zijn zoekslagen gegeven nadere motivering, onvoldoende of onjuist zou hebben gezocht naar de gevraagde documenten, zo overweegt de rechtbank.
Wettelijk kader
4.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Gronden en beoordeling hoger beroep
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de zoekslag van de korpschef, bedoeld in artikel 25 van de Wpg, onvolledig is geweest. [appellant] acht hierbij van belang dat bij de twee inzagegelegenheden de aanwezige medewerkster van de Privacydesk hem heeft verteld dat de korpschef niet alle informatie uit de e-mailboxen van de medewerkers heeft kunnen verkrijgen. Bovendien heeft de Belastingdienst in het kader van een andere procedure een aantal stukken aan [appellant] overgelegd, te weten het verslag en de agenda van het Districtelijk Integraal Overleg van het RIEC Den Haag van 12 april 2016 en 12 mei 2016. Uit deze stukken leidt [appellant] af dat vier politiemedewerkers betrokken zijn geweest bij meerdere overleggen van het RIEC in 2016. De korpschef had dus in ieder geval een zoekslag moeten verrichten in de e-mailboxen of in niet bekeken bestanden van deze vier medewerkers. Dat is volgens hem ten onrechte niet gedaan. Verder betoogt [appellant] dat het onmogelijk is dat uit de zoekslag van de korpschef geen overlappende informatie is gevonden met de zoekslag die de Belastingdienst op zijn verzoek heeft verricht. Daarom is de zoekslag van de korpschef ontoereikend geweest.
5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 24 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:232, onder 4, geldt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer bij hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust.
5.2.    Het betoog van [appellant] komt er op neer dat er meer politiegegevens moeten zijn dan waarin hij inzage heeft gekregen. Het komt de Afdeling, net als de rechtbank, niet ongeloofwaardig voor dat de korpschef [appellant] al inzage heeft gegeven in alle op hem betrekking hebbende politiegegevens en dat daarbij geen registraties zijn achtergehouden. Hierbij acht de Afdeling van belang dat de korpschef een uitgebreide toelichting heeft gegeven over de manier waarop is gezocht. Naar eigen zeggen heeft hij bij de zoekslag alle voor het verzoek relevante systemen, waaronder het politiesysteem Basisvoorziening Handhaving, Blue Spot Monitor en Summ-IT geraadpleegd. In aanvulling op deze zoekslag heeft de korpschef naar aanleiding van de mondelinge behandeling bij de rechtbank de politiemedewerkers die betrokken zijn geweest bij de overleggen van het RIEC gevraagd om hun e-mailboxen en het FileShare systeem te doorzoeken op politiegegevens, voor zover zij nog werkzaam zijn bij de politie. De betrokken medewerkers hebben bij deze zoekslag verschillende aan [appellant] gerelateerde zoektermen gebruikt.
5.3.    [appellant] heeft naar aanleiding van deze aanvullende zoekslag inzage verkregen in de politiegegevens die bij deze aanvullende zoekslag zijn gevonden. Dat er geen overlappingen zijn gevonden met zoekslagen van andere bestuursorganen, betekent volgens de korpschef op zichzelf niet dat de zoekslag onvolledig is geweest. De korpschef heeft op de zitting uitgelegd dat dit valt te verklaren doordat het verzoek dat [appellant] heeft ingediend bij de korpschef een andere reikwijdte heeft en dat er mogelijk nog gegevens konden staan in e-mailboxen van voormalig medewerkers. De e-mailboxen van de medewerkers die niet langer werkzaam zijn bij de politie zijn verwijderd en daarom niet meer raadpleegbaar. Deze uitleg van de korpschef komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. [appellant] heeft geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht die aannemelijk maken dat er
e-mailberichten zijn achtergehouden dan wel dat er e-mailberichten van voormalig politiemedewerkers bestaan die politiegegevens over hem bevatten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1150). Dat er vier politieambtenaren zijn die volgens [appellant] informatie hebben uitgewisseld, wat zou zijn gebleken in een belastingzaak, is onvoldoende concreet om aan te nemen dat de korpschef over meer politiegegevens beschikt. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de zoekslag van de korpschef volledig is geweest.
5.4.    Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, voor zover deze is aangevallen.
7.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
314-1101
Bijlage
Wettelijk kader
Wet politiegegevens
Artikel 1. (definities)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van: […];
[…]
f. verwerkingsverantwoordelijke: dit is bij:
1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
[…]
Artikel 8. (uitvoering van de dagelijkse politietaak)
1. Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
Artikel 25. (recht op inzage)
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
[…]
Politiewet 2012
Artikel 2
Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:
a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
[…]
Artikel 3
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.