ECLI:NL:RVS:2025:1675
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 14 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van appellant voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt, maar dit werd op 25 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 4 december 2024 het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, heeft hierop hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 april 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet nodig is.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.