ECLI:NL:RVS:2025:1672

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
202502036/1/V2 en 202502036/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 16 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een appellant tegen de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister op 14 februari 2025 was genomen. De rechtbank Den Haag had op 3 april 2025 het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de appellant niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan op 16 april 2025, waarbij mr. C.M. Wissels als voorzieningenrechter en mr. S.P.M. Zwinkels als griffier aanwezig waren. De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

202502036/1/V2 en 202502036/2/V2.
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 april 2025 in zaak nr. NL25.7202 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 februari 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, advocaat in Joure, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
1024