ECLI:NL:RBDHA:2025:5605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
NL25.7202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Saoedi-Arabische eiser wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser van Saoedi-Arabische nationaliteit, die op 18 december 2021 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij eiser geen reguliere vergunning of uitstel van vertrek om medische redenen heeft gekregen. Tevens is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en zijn beroepsgronden aangevuld op 21 februari 2025 en 24 maart 2025. De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.

In de beoordeling van de rechtbank wordt ingegaan op de argumenten van eiser, die stelt dat hij problemen ondervindt van de Saudische autoriteiten vanwege zijn kritiek op de troonopvolger en zijn werkgever, die hij op social media heeft geuit. De rechtbank oordeelt dat de verwijzing naar de zienswijze van eiser niet voldoende is om de afwijzing van de asielaanvraag te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister de asielmotieven van eiser niet geloofwaardig heeft geacht en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Saoedi-Arabië een reëel risico op vervolging loopt. De rechtbank wijst erop dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gedaan en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7202

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 18 december 2021 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Saoedi-Arabische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft met het bestreden besluit van 14 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser krijgt ook geen reguliere vergunning of uitstel van vertrek om medische redenen. Daarnaast is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en het beroep aangevuld met gronden op 21 februari 2025 en 24 maart 2025.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag.
3.1. Eiser had een conflict met zijn werkgever. Hij kreeg later uitbetaald en werd gekort in zijn salaris. Eiser is hierover gaan posten op social media in het begin van 2015, in eerste instantie over het bedrijf. Eind 2015 is eiser ook gaan posten over troonopvolger Mohammed Bin Salman, die hij op Twitter (inmiddels X) belachelijk maakte en dom noemde. Daardoor zitten de autoriteiten achter eiser aan. Dat merkt eiser omdat hij een auto-ongeluk had dat volgens hem duidelijk is geënsceneerd door de overheid. Ook merkt eiser dat hij vaker dan normaal wordt staande gehouden, bevraagd wordt bij controleposten en meer bekeuringen krijgt dan andere mensen, waaruit blijkt dat de overheid het op eiser heeft gemunt. Als eiser terug zou keren, zou de overheid hem in de gevangenis kunnen gooien of zelfs martelen.
Het bestreden besluit
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Eisers kritiek via social media op Mohammed Bin Salman en zijn werkgever
3. Eisers problemen die hij stelt te hebben met Saudische autoriteiten
De minister heeft de asielmotieven 1 en 2 geloofwaardig geacht. Het asielmotief 3 is niet geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen vormen volgens de minister geen samenhangend en aannemelijk geheel. Daarmee voldoet eiser niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid onder c, van de Vw. De geloofwaardige asielmotieven en feiten en omstandigheden zijn door de minister verder beoordeeld. Dat eiser uit Saudi Arabië komt is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn. Daarnaast heeft eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk gemaakt. Hij loopt volgens de minister geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Saudi Arabië.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en verwijst daarbij allereerst naar zijn zienswijze. De rechtbank is van oordeel dat een verwijzing naar de zienswijze niet toereikend is om te onderbouwen op welke punten het bestreden besluit ontoereikend is. De minister is in het bestreden besluit immers al gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele verwijzing of herhaling van de zienswijze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verwijst in dat kader naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169).
4.1. Eiser voert voorts aan dat de minister asielmotief 3 ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden en dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser niet in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal komen te staan. Hij stelt dat hij genoegzaam inzicht heeft gegeven in de ontstane problematiek en dat deze zal doorwerken in problemen van de zijde van de autoriteiten. Dat eiser negatieve uitlatingen anoniem heeft gedaan, maakt nog niet dat deze niet tot hem als persoon kunnen worden teruggeleid. De uitlatingen zijn gedaan in het kader van de klacht die hij had ingediend. Niet valt uit te sluiten dat de autoriteiten erin zullen slagen een verband te leggen tussen het beledigen van het staatshoofd en eiser.
4.2.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft asielmotief 2 geloofwaardig geacht, waarbij de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser op anonieme titel en in beperkte kring kritiek heeft geuit op social media. Eiser erkent dat zijn uitingen anoniem zijn gedaan en heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn uitingen niet in beperkte kring zouden zijn gedaan. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij door de posts op social media problemen heeft gehad dan wel in de verhoogde aandacht van de Saudische autoriteiten zal komen te staan bij terugkeer. De minister heeft verder deugdelijk gemotiveerd dat eisers anonieme negatieve uitlatingen die hij in kleine kring gedaan heeft, niet zonder meer tot gevolg hebben dat er door de Saudische autoriteiten een link kan worden gelegd tussen eiser en de geuite beledigingen. De minister heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat de posts niet zijn te herleiden tot eisers persoon en dat ook niet is gebleken dat de posts een zodanig bereik hebben gehad dat de posts de Saudische overheid zouden hebben bereikt. De minister heeft in dit verband op de zitting aangegeven dat er tweemaal onderzoek is gedaan naar een mogelijke verband tussen de posts van eiser en de omstandigheid dat de Saudische autoriteiten hiervan mogelijk op de hoogte zijn, maar dat dat onderzoek niets heeft opgeleverd. Verder heeft eiser met de door hem overgelegde documenten niet concreet aannemelijk weten te maken dat hij problemen heeft gehad dan wel te vrezen heeft voor de Saudische autoriteiten. Verder heeft de minister aan eiser ook kunnen tegenwerpen dat hij op legale wijze zijn land heeft verlaten. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat de minister heeft kunnen concluderen dat eiser noch zijn problemen noch zijn vrees voor de Saudische autoriteiten aannemelijk heeft gemaakt. Eisers beroepsgronden slagen niet. De minister heeft derhalve asielmotief 3 ongeloofwaardig kunnen achten en op goede gronden de asielaanvraag van eiser afgewezen.

Conclusie en gevolgen

5. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000