ECLI:NL:RVS:2025:1651
Raad van State
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van een uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 14 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker tot herziening van een eerdere uitspraak van 20 februari 2025. In deze eerdere uitspraak werd het hoger beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat de minister van Asiel en Migratie had gemeld dat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van de verzoeker had niet laten weten dat hij nog contact had met de verzoeker, wat leidde tot de conclusie dat de verzoeker geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep.
De verzoeker heeft op 21 februari 2025 verzocht om herziening van de uitspraak, onder verwijzing naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelde dat zijn gemachtigde op 21 januari 2025 had gemeld dat hij nog contact had met de verzoeker en dat deze nog in Nederland verbleef. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat dit bericht haar niet had bereikt en heeft de verzoeker gevraagd om bewijs van verzending van dit bericht. De verzoeker heeft hierop niet gereageerd.
De Afdeling heeft geoordeeld dat er geen grond is voor herziening, omdat niet aan alle cumulatieve vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. De verzoeker was al vóór de uitspraak van 20 februari 2025 op de hoogte van het feit dat hij contact had met zijn gemachtigde, waardoor het verzoek om herziening is afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.