ECLI:NL:RVS:2025:1651

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
202501098/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 14 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker tot herziening van een eerdere uitspraak van 20 februari 2025. In deze eerdere uitspraak werd het hoger beroep van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat de minister van Asiel en Migratie had gemeld dat de verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van de verzoeker had niet laten weten dat hij nog contact had met de verzoeker, wat leidde tot de conclusie dat de verzoeker geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep.

De verzoeker heeft op 21 februari 2025 verzocht om herziening van de uitspraak, onder verwijzing naar artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij stelde dat zijn gemachtigde op 21 januari 2025 had gemeld dat hij nog contact had met de verzoeker en dat deze nog in Nederland verbleef. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat dit bericht haar niet had bereikt en heeft de verzoeker gevraagd om bewijs van verzending van dit bericht. De verzoeker heeft hierop niet gereageerd.

De Afdeling heeft geoordeeld dat er geen grond is voor herziening, omdat niet aan alle cumulatieve vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. De verzoeker was al vóór de uitspraak van 20 februari 2025 op de hoogte van het feit dat hij contact had met zijn gemachtigde, waardoor het verzoek om herziening is afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501098/1/V1.
Datum uitspraak: 14 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2025 in zaak nr. 202406683/1/V1, ECLI:NL:RVS:2025:671.
Procesverloop
Bij brief van 21 februari 2025 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om de uitspraak van 20 februari 2025 te herzien.
Overwegingen
1.       Bij de uitspraak van 20 februari 2025 heeft de Afdeling het hoger beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De minister van Asiel en Migratie heeft bij brief van 9 januari 2025 aan de Afdeling gemeld dat verzoeker met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van verzoeker, daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de Afdeling daarop niet laten weten dat hij nog contact met verzoeker heeft. De Afdeling heeft daaruit afgeleid dat verzoeker niet langer bescherming in Nederland zoekt en dat hij daarom geen belang meer heeft bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
3.       Verzoeker wil herziening van de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. Hij stelt dat zijn gemachtigde de Afdeling op 21 januari 2025 per upload en post heeft bericht dat de gemachtigde nog bijna dagelijks contact met verzoeker heeft, dat verzoeker nog in Nederland verblijft en dat hij zijn hogerberoepsprocedure wil voortzetten.
4.       De Afdeling heeft vastgesteld dat het bericht van 21 januari 2025 haar niet heeft bereikt. De Afdeling heeft verzoeker daarom gevraagd om de bevestiging op te sturen, waaruit blijkt dat dit bericht per post en/of upload aan de Afdeling is verzonden. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd en ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat zijn gemachtigde dit bericht daadwerkelijk heeft verstuurd.
5.       Er is alleen grond voor herziening van een onherroepelijk geworden uitspraak, indien zich feiten of omstandigheden voordoen die elk voldoen aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb genoemde cumulatieve vereisten. Dat is hier niet het geval, zodat er geen mogelijkheid is voor herziening. Het in het bericht van 21 januari 2025 vermelde contact tussen verzoeker en de gemachtigde voldoet aan de onder a en c genoemde vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb, maar niet aan het vereiste onder b. Verzoeker was zelf met dit feit al vóór de uitspraak van 20 februari 2025 bekend.
6.       Het verzoek om herziening wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2025
392