ECLI:NL:RVS:2025:1630

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000016
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 januari 2025. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend, nadat de minister op 23 december 2024 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De minister stelde hoger beroep in, omdat hij het niet eens was met het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol op dat moment geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, zoals vereist onder artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat er geen beroepsgronden waren die niet waren besproken en er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.000016
Datum uitspraak: 16 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 januari 2025 in zaak nr. NL24.52156 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 13 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, advocaat in Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden ten tijde van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.        De grief slaagt.
2.        Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.        vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 13 januari 2025 in zaak nr. NL24.52156;
III.        verklaart het beroep ongegrond;
IV.        wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025
1020