202401071/1/V2.
Datum uitspraak: 11 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 januari 2024 in zaak nr. NL23.13768 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, advocaat in Bergen op Zoom, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 28 januari 2025 heeft de minister de aanvraag van betrokkene opnieuw afgewezen.
Overwegingen
Hoger beroep van de minister
1. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. De rechtbank heeft namelijk een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek geconstateerd. De minister komt daartegen in hoger beroep op terwijl dat gebrek zich (los van de vraag wat de uitkomst van de nieuwe besluitvorming moet zijn) eenvoudig laat herstellen.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Het besluit van 28 januari 2025
3. Het besluit van 28 januari 2025 wordt, gelet op artikel 6:19, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Bij dit besluit heeft de minister de asielaanvraag van betrokkene opnieuw afgewezen. Betrokkene heeft daartegen op 28 februari 2025 gronden aangevoerd die nog niet door de rechtbank zijn beoordeeld. Om verlies van instantie te voorkomen, zal de Afdeling in dit geval de beslissing op het van rechtswege ontstane beroep krachtens artikel 6:19, vijfde lid, van de Awb ter behandeling en beslissing naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verwijzen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. verwijst het beroep tegen het besluit van 28 januari 2025, V-[…], naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025
307-1088