ECLI:NL:RVS:2025:1621
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Spanje
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 april 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 20 december 2024 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 4 april 2025 het beroep van verzoekster ongegrond. Hierop heeft verzoekster hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat haar voorgenomen overdracht aan Spanje op 10 april 2025 zou worden uitgesteld totdat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De belangen van zowel de minister als verzoekster zijn in overweging genomen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de overdracht aan Spanje, die op basis van de Dublinverordening is vastgesteld, geen onomkeerbare gevolgen heeft. Mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk worden geacht voor de behandeling van het asielverzoek, kan verzoekster vanuit Spanje teruggeleid worden naar Nederland. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is er geen proceskostenvergoeding toegewezen aan de minister.