ECLI:NL:RVS:2025:162
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel voor een vreemdeling
Op 20 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 juni 2024. In deze zaak ging het om de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedaan op 18 maart 2024. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging hiertegen in hoger beroep.
De Afdeling oordeelde dat de minister terecht betoogde dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, niet automatisch een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Afghanistan. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken en informatie uit openbare bronnen. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank de zaak opnieuw moest behandelen, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in acht moest nemen. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De rechtbank moet nu beoordelen of de asielmotieven van de vreemdeling bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico op ernstige schade opleveren, met speciale aandacht voor de onbesproken gronden van beroep over de Taskera en de problemen met de Taliban.